H4 ng 1c/b - maandag 15 maart/16 maart

NAAMWOORDELIJK GEZEGDE VINDEN IN 4 STAPPEN

  1. Stel vast of er een koppelwerkwoord in de zin staat.​
  2. Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is of wordt.
  3. Als het onderwerp iets is/wordt, stel je de vraag: ​                             Wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden?
  4. Het antwoord op die vraag is het naamwoordelijk deel.​                

Notatie:                ng = blijkt [heel aardig] te zijn





1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

NAAMWOORDELIJK GEZEGDE VINDEN IN 4 STAPPEN

  1. Stel vast of er een koppelwerkwoord in de zin staat.​
  2. Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is of wordt.
  3. Als het onderwerp iets is/wordt, stel je de vraag: ​                             Wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden?
  4. Het antwoord op die vraag is het naamwoordelijk deel.​                

Notatie:                ng = blijkt [heel aardig] te zijn





Slide 1 - Tekstslide

H4 Grammatica
zinsdelen en woordsoorten

Slide 2 - Tekstslide

Tips bij het zinsontleden
  1. Verdeel de zin in zinsdelen
  2. Bepaal de pv en ow
  3. Bepaal daarna het gezegde 

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk
Bespreken opdracht 2

Slide 4 - Tekstslide

  • Voor beroepssporters moet hun werk wel hyn belangrijkste hobby zijn.
  • Voor beroepssporters / moet / hun werk / wel / hun belangrijkste hobby / zijn.
  • ow = hun werk
  • ng = moet [hun belangrijkste hobby] zijn

Slide 5 - Tekstslide

  • De boeken van Carry Slee zijn bij kinderen enorm populair.
  • De boeken van Carry Slee / zijn / bij kinderen / enorm populair.
  • ow = De boeken van Carry Slee
  • ng = zijn [enorm populair] 

Slide 6 - Tekstslide

  • Noah schijnt later graag een bekende acteur te willen worden.
  • Noah / schijnt / later / graag / een bekende acteur / te willen worden.
  • ow = Noah
  • ng = schijnt [een bekende acteur] te willen worden

Slide 7 - Tekstslide

  • Zou die speelfilm over de Zeeuwse watersnood inderdaad zo spannend zijn?
  • Zou / die speelfilm over de Zeeuwse watersnood / inderdaad / zo spannend / zijn?
  • ow = die speelfilm over de Zeeuwse watersnood
  • ng = zou [zo spannen] zijn

Slide 8 - Tekstslide

  • Na een zware nederlaag kunnen spelers dagenlang terneergeslagen blijven.
  • Na een zware nederlaag / kunnen / spelers / dagenlang / terneergeslagen / blijven.
  • ow = spelers
  • ng = kunnen [terneergeslagen] blijven

Slide 9 - Tekstslide

  • Zo ervaren als deze sprinter zullen volgens mij weinig atleten worden.
  • Zo ervaren als deze sprinter / zullen / volgens mij / weinig atleten / worden.
  • ow = weinig atleten
  • ng = zullen [zo ervaren als deze sprinter] worden

Slide 10 - Tekstslide

Grammatica - woordsoorten

Slide 11 - Tekstslide

Welke soorten werkwoorden weet je al?

(er zijn drie soorten)

Slide 12 - Open vraag

Drie soorten werkwoorden

  • Zelfstandig werkwoord​ (zww)
  • Koppelwerkwoord​ (kww)
  • Hulpwerkwoord​ (hww)







Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandig Werkwoord (zww)

  • Als een zin een wg heeft met maar één werkwoord, dan is dat een zww.
  • Een zww heeft een heel duidelijke betekenis.
  • Als een zin meerdere werkwoorden heeft, staat het zww meestal achteraan.

Slide 14 - Tekstslide

Koppelwerkwoord (kww)
  • Als de zin een naamwoordelijk gezegde heeft, staat er een kww in.
  • Kww koppelt de eigenschap aan het onderwerp.

  • zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen (ZWoBBeLS)
  • heten, dunken of voorkomen.


Slide 15 - Tekstslide

Hulpwerkwoord (hww)
Alle werkwoorden die nu nog over zijn, zijn hulpwerkwoord

Kenmerken:
  • komen dus voor in zinnen met meer dan 1 werkwoord
  • helpen om het gezegde te maken.

Slide 16 - Tekstslide

Drie soorten werkwoorden
  • Zelfstandig werkwoord​:
  •             geeft aan wat het onderwerp doet > werkwoordelijk gezegde​
  •             meerdere ww in zin, zww staat achteraan

  • Koppelwerkwoord​;
  •             in naamwoordelijk gezegde​
  •             zijn, worden, blijven, blijken, lijken en schijnen,
  •             heten, dunken en voorkomen

  • Hulpwerkwoord​;
  •             iedere zin met meer dan één werkwoord bevat één of meer hulpwerkwoorden​
                 hww ‘helpt’ om gezegde te maken​


Slide 17 - Tekstslide

Dus

  1. zoek het belangrijkste werkwoord
  2. dat is of een zww of een kww
  3. alle overige werkwoorden in de zin zijn hww


Slide 18 - Tekstslide

Zij heeft haar fiets zelf GEREPAREERD.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 19 - Quizvraag

Zij HEEFT haar fiets zelf gerepareerd.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 20 - Quizvraag

Rieke is donderdag ziek GEWORDEN.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag
  • H4 Grammatica 
  • zinsdelen - naamwoordelijk gezegde
  • opdracht 3
  • woordsoorten - zww, kww, hww 
  • opdracht 1 en 2

Slide 22 - Tekstslide