6-1 2B

Welkom!
Meld je aan bij LessonUp
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Meld je aan bij LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Bespreken huiswerk: schrijven beoordeling
- Uitleg: poëzie en fictie
- Samen oefenen
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk
- Ik zag veel samenvattingen in plaats van beoordelingen. Bij een beoordeling (recensie) verklap je juist zo min mogelijk over het verhaal. 
- Bij een beoordeling geef je je mening. Wat vond jij van de film/het boek/de game en waarom vond je dat?
- Dus: niet het plot verklappen, wel argumenten uitwerken

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg: poëzie en fictie
- We gaan het deze periode hebben over poëzie en fictie. 

- Wat is fictie?

Slide 4 - Tekstslide

Wat is fictie?
A
Waargebeurde verhalen
B
Verzonnen verhalen

Slide 5 - Quizvraag

Uitleg: poëzie en fictie
- Fictie: verhalen die zich in de fantasie van de auteur of de lezer afspelen

- Poëzie: literatuur die in de vorm van een gedicht geschreven wordt

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg: poëzie en fictie
- In fictie komen veel mensen of dieren voor die een rol spelen in het verhaal.

- Hoe noemen we deze mensen of dieren?

Slide 7 - Tekstslide

Hoe noemen we de mensen of dieren die een rol spelen in fictie
A
Typetjes
B
Personen
C
Personages
D
Figuren

Slide 8 - Quizvraag

Uitleg: poëzie en fictie
- In verhalen komen dus verschillende personages voor. 

- Deze personages kun je onderverdelen in belangrijke personages en minder belangrijke personages. 

- Hoe noemen we dit?

Slide 9 - Tekstslide

Hoe noemen we de belangrijke en minder belangrijke personages bij fictie?
A
Pluspersonage en minpersonage
B
Helden en schurken
C
Karakterpersonen en karakterloze personen
D
Hoofdpersonen en bijpersonen

Slide 10 - Quizvraag

Uitleg: poëzie en fictie
- Hoofdpersonen en bijpersonen

- Een hoofdpersoon heeft een duidelijk karakter en maakt in het verhaal een ontwikkeling door. Je leert de hoofdpersoon vaak goed kennen. 
- Een bijpersoon is vaak overdreven goed of overdreven slecht. Er is één eigenschap die er vaak uitspringt bij bijpersonen. 

Slide 11 - Tekstslide

Als je een personage goed leert kennen in een verhaal is het een...
A
hoofdpersoon
B
bijpersoon

Slide 12 - Quizvraag

Als een personage slecht één eigenschap heeft die belangrijk is en je er verder niets over te weten komt, is het een...
A
Hoofdpersoon
B
Bijpersoon

Slide 13 - Quizvraag

Opdracht
Je gaat zo een verhaal schrijven met in ieder geval één hoofdpersoon. In je verhaal moet duidelijk zijn dat dit de hoofdpersoon is, die werk je dus uit en je zorgt dat de lezer de hoofdpersoon een beetje leert kennen. 

Slide 14 - Tekstslide

Kies een personage:
A
Dokter
B
Crimineel
C
Bakker
D
Advocaat

Slide 15 - Quizvraag

Kies een locatie:
A
Winkelcentrum
B
Tankstation
C
School
D
Restaurant

Slide 16 - Quizvraag

Kies een voorwerp dat in je verhaal terugkomt:
A
Sinaasappel
B
Tennisracket
C
Fietsbel
D
Vogelhuisje

Slide 17 - Quizvraag

Opdracht
- Schrijf een verhaal over dit personage, deze locatie en het voorwerp
- Zorg dat je personage een duidelijke hoofdpersoon wordt, zorg dus dat de lezer je hoofdpersoon leert kennen. Geef je hoofdpersoon een naam, een uiterlijk, een karakter
- Minimaal 150 woorden
- Inleveren via Magistermail

Slide 18 - Tekstslide