Brugklas JDW - Fictie en Poezie les 2




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


MEVROUW DUINHOUWER
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


MEVROUW DUINHOUWER

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Woensdag
         Fictie en Poëzie 
  • Vrijdag
         Lesuur 1 - Fictie en Poëzie
         Lesuur 2 - Lezen
Meenemen naar elke les
  • Lesboek Kern
  • Schrift
  • Je leesboek 
  • Je dichtbundel

Slide 2 - Tekstslide

LEERDOELEN
Je leert literaire begrippen zoals personages, tijd, ruimte
We oefenen met deze begrippen aan de hand van je leesboek 3
We kijken naar voorbeelden
Je leest verschillende fragmenten

Slide 3 - Tekstslide

LEZEN
Boek 3 van je leeslijst (minimaal niveau 2)

Een dichtbundel
  • Nederlandse dichter
  • Geen verzameling van verschillende dichters
  • Laat je bundel door mij goedkeuren

Slide 4 - Tekstslide

TOETS
Leertoets
  • Begrippen die met verhaal- en poëzieanalyse te maken hebben
  • Zelf interpreteren
  • Vragen met betrekking tot jouw dichtbundel

Slide 5 - Tekstslide

Theorie (fictie en non-fictie) 
Fictie = alles wat verzonnen is.
Fictie die 'net echt' is, noemen we realistisch.
Fictie die niet waar kan zijn, noemen we niet-realistisch
Voorbeelden: leesboeken, strips, toneelstukken



Non-fictie = alles wat niet verzonnen is. 
Voorbeelden: schoolboeken, nieuwsberichten, enz.

Slide 6 - Tekstslide

Realistische fictie

Niet-realistische fictie


Slide 7 - Tekstslide

Theorie (personages) 
Hoofdpersonen bijpersonen = personages

Wat krijg je over hoofdpersonen te weten?
- wat hij/zij denkt en voelt
- wat zijn/haar karaktereigenschappen zijn
- hoe hij/zij eruitziet
- waar, hoe en met wie hij/zij woont
Hierdoor kun je je beter inleven in de hoofdpersoon.

Over de bijpersonen krijg je minder informatie. Je krijgt meestal geen gedachten of gevoelens te lezen.

Slide 8 - Tekstslide

Theorie (personages) 
Karakterontwikkeling =  de verandering van het karakter van een personage. Wat hij/zij meemaakt heeft hier invloed op.

Round character =
- een verhaalpersonage dat niet steeds hetzelfde reageert.
- vaak de hoofdpersoon.
- iemand die een karakterontwikkeling doormaakt.
Flat character
- een verhaalpersonage dat voorspelbaar reageert.
- vaak een bijpersoon.
- iemand die geen karakterontwikkeling doormaakt


Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk
A3 PERSONAGES - blz. 144
Lees het fragment op blz. 143
Maken opdrachten 1 t/m 5

Slide 10 - Tekstslide

PERSONAGES
Helden - schurken 
Typen - archetypen  
Karakters 
Archetype
Een archetype is een type personage die een verzameling aan kenmerken bezit die typerend en herkenbaar zijn

de onschuldige, de onderzoeker, de wijze, de held, de rebel, de magiër, de joker, de gewone man, de geliefde, de schepper, de zorger en de heerser.
Round en flat character
 We maken onderscheid tussen karakters (round characters) en types (flat characters).

Een round character maakt vaak een ontwikkeling door in het verhaal. Het is iemand die vele verschillende eigenschappen heeft zowel goede als slechte. Vaak heb je het idee dat je het personage ook goed kent.
 Een flat character leer je als lezer eigenlijk niet zo goed kennen, je weet niet zo goed wat het personage denkt.

Slide 11 - Tekstslide

OPDRACHT
A3 PERSONAGES - blz. 144
Maak opdracht 6, 7 en 8

Learnbeat
Literatuur - Fictie personages : A. Personages 
Ga op zoek naar 4 foto's van personages (in duo's): 

- Bedenk bij elke foto een karakter. Beschrijf het karakter zo volledig mogelijk
- Welke rol krijgen de personages in jouw verhaal? 
- Schrijf een kort verhaaltje. 


Slide 12 - Tekstslide

Nabespreken
A3 PERSONAGES - blz. 144
Maak opdracht 6, 7 en 8



Slide 13 - Tekstslide