Nederlands Spelling Werkwoordspelling

Nederlands 
10 minuten stil lezen
uitleg theorie werkwoordspelling 
zelfstandig aan het werk 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 
10 minuten stil lezen
uitleg theorie werkwoordspelling 
zelfstandig aan het werk 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Aan het einde van de les kun je het schema voor de werkwoordspelling gebruiken voor het correct spellen van werkwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Stam en ik-vorm
Infinitief
Stam
Ik-vorm
vinden
vind
(ik) vind
lopen
lop
(ik) loop
vallen
vall
(ik) val
beloven
belov
(ik) beloof

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:

geloven
A
gelov - geloof
B
gelof - geloof
C
gelov - geloov
D
geloov - geloof

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:

blozen
A
bloos-bloos
B
bloz-bloos
C
bloz-bloz
D
bloz-blos

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste stam en ik-vorm van het werkwoord:

kopiëren
A
kopie - kopieer
B
kopiër - kopiër
C
kopiër - kopieer
D
kopieer - kopieer

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij hebben gisteren hardgelopen.
Persoonsvorm?
A
wij
B
Hebben
C
Hebben hardgelopen
D
gisteren

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is de persoonsvorm:
Jacob wil heel graag gamen.
A
Jacob
B
gamen
C
wil
D
graag

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dus!
De persoonsvorm vind je door:
De zin vragend te maken 
De zin in een andere tijd te zetten 
meervoud of enkelvoud maken van de zin 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
(drinken) jij graag thee?
A
drink
B
drinkt

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn sterke werkwoorden?
A
Werkwoorden die van klank veranderen als je de pv in de verleden tijd zet.
B
Werkwoorden die niet van klank veranderen als je de pv in de verleden tijd zet.
C
Werkwoorden die aangeven dat een onderwerp sterk is.
D
Woorden die met 'sterk zijn' te maken hebben.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er met het werkwoord 'werken' als je het in de verleden tijd zet?

Slide 17 - Woordweb


Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?
Wij (beantwoorden) alle vragen correct.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?
Simone (geven) de collectant vijf euro.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?
Ik (koken) pasta.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?
Wij (zetten) de pot op tafel.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?
Rodney (zingen) hartstikke vals.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?
Hij (landen) op Schiphol.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Hij heeft haar (beschermen)
A
Beschermd
B
Beschermt

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Ik heb (schaatsen).

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Zij hebben (betalen).
A
betaalt
B
betaald

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

huiswerk
-

blz 184 t/m187
opdracht 1+2+3+5+6 en 7
spelling: werkwoordspelling

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie
Lesdoelen behaald?
Aan het einde van de les kun je het schema voor de werkwoordspelling gebruiken voor het correct spellen van werkwoorden.
Hoe ging de les? Wat kan er anders?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies