H3 §2 Kenmerken van arm en rijk

H3 §2 Kenmerken van arm en rijk
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

H3 §2 Kenmerken van arm en rijk

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling vorige paragraaf
Weet je het nog?

Slide 2 - Tekstslide

Waarom maken grote kledingbedrijven de kleding niet zelf?
A
Het is goedkoper om dat door andere bedrijven te laten doen
B
Het is duurder in andere landen
C
Ze hebben niet de verantwoordelijkheid voor het proces
D
Het is duurder om alle machines te kopen

Slide 3 - Quizvraag

Waar levert Turkije (81) haar gemaakte kleding?
A
Noord-Amerika
B
Afrika
C
Zuid-Amerika
D
Europa

Slide 4 - Quizvraag

Leerdoelen
Na deze les kun je...

  • Uitleggen waarom het moeilijk is om te bepalen of een land arm of rijk is.
  • Verschil tussen welvaart en welzijn uitleggen.
  • Ontwikkelingskenmerken van landen beschrijven: inkomen, gezondheid en onderwijs.


Slide 5 - Tekstslide

Arm of rijk?
Pakistanen hebben gemiddeld een stuk minder geld dan Nederlanders.


Maar alles wat je koopt kost ook heel weinig geld in Pakistan.

Wie is er dan rijker, een Pakistaan of een Nederlander?

Slide 6 - Tekstslide

Armoede grens
Met hoeveel geld je rijk bent, verschilt per land.  
En wanneer je arm bent verschilt dus ook.


Armoedegrens: het inkomen dat je per persoon minimaal nodig hebt om te kunnen leven.

Deze grens verschilt per land.

In Nederland ligt deze grens op €36 per dag.
Voor de allerarmste landen ter wereld ligt de grens op €2,10 per dag

Slide 7 - Tekstslide

Henk heeft 10 dagen gewerkt en heeft €300 euro verdient, hoeveel heeft Henk per dag verdient
en woont hij in armoede of niet?
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Video

Denk jij dat je zal kunnen overleven met €200 per maand?
Ja, makkelijk
Nee, nooit
Denk het wel, maar het word lastig

Slide 10 - Poll

Ontwikkelingskenmerken
Om te weten hoe het met een land gaat, kijk je naar ontwikkelingskenmerken.  

Deze worden opgedeeld in twee groepen:

Welvaart: deze kenmerken hebben te maken met hoeveel geld er is.

Welzijn: deze kenmerken hebben te maken met hoe mensen leven.

Slide 11 - Tekstslide

BBP
Bruto binnenlands product (bbp):
Het totale inkomen dat in een land in een jaar wordt verdiend.


Nadeel: een land met veel inwoners heeft eerder een hoog bbp.

Oplossing: gebruik het bbp per hoofd.
Dat is het bbp gedeeld door het aantal inwoners.

Slide 12 - Tekstslide

Bruto Binnenlands Product
Landen met meer inwoners kunnen meer geld verdienen, daarom kijken wij naar per persoon:
  • BBP Per hoofd - €2.500 Laos
  • BBP Per hoofd - €49.000 Nederland

Om te kunnen kijken ofdat mensen makkelijk kunnen rondkomen moet je kijken hoeduur het levensonderhoud is.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Pak je rekenmachine er bij!
Berken het BBP van Japan.

BBP per hoofd: €36.247,85
Inwonersaantal: 125.700.000

timer
1:00
A
4.125 biljoen
B
4.656 biljoen
C
4.556 biljoen
D
4.423 biljoen

Slide 15 - Quizvraag

Welzijn
Welzijn zegt iets over de kwaliteit van leven.
Voorbeelden van kenmerken voor welzijn:
  • Levensverwachting
  • Analfabetisme

De Human Development Index gebruikt een combinatie van indicatoren om welzijn te meten.
  • De HDI bestaat onder andere uit inkomen, levensverwachting, aantal jaren onderwijs.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Oefentoets paragraaf 2
5 vragen

Slide 18 - Tekstslide

Wat is in Nederland de armoede grens?
A
€30 per dag
B
€36 per dag
C
€34 per dag
D
€38 per dag

Slide 19 - Quizvraag

Armoede komt meer voor in landen met een laag bbp per hoofd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Waarmee word de ontwikkeling in een lang gemeten?
A
Ontwikkelingskenmerken en onderwijs
B
Onderwijs en levensverwachting
C
Welvaart en Welzijn
D
Welzijn en ontwikkelingskenmerken

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het HDI
(Human Develoment Index)

Slide 22 - Open vraag

Het bbp per hoofd is hoger in landen met veel inwoners.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Laatste 2 vragen:

Slide 24 - Tekstslide

Noteer twee dingen die je deze les hebt geleerd
Klik op 'bewaren' als je je antwoord hebt ingevuld!

Slide 25 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen
Klik op 'bewaren' als je je antwoord hebt ingevuld!

Slide 26 - Open vraag

Aan de slag!
  • Lezen: §3.2
  • Maken: §3.2 (Blz. 14): 1, 2, 4, 5, 6, 9, 11, 13
(Huiswerk voor donderdag 29 februari -> morgen)

Stil werken
Fluisterend werken
Normaal overleggen mag

Slide 27 - Tekstslide