h6 markten les 1

H6 Markten
Vraag
en 
Aanbod
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H6 Markten
Vraag
en 
Aanbod

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 6. Markten

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen
  1. Aan het einde van de les  kan ik een voorbeeld geven van vraag en aanbod. 
  2. Aan het einde van de les kan ik voorbeelden geven van vragers en aanbieders. 
  3. Aan het einde van de les kan ik uitleggen wat de Qv is.
  4. Aan het einde van de les kan ik de Qv berekenen. 

Slide 3 - Tekstslide

Markten
Op een markt komen vragers (consumenten) en 
aanbieders (producenten)  samen.

Dit kan letterlijk, fysiek: denk aan de goederenmarkt op de Reigersbos markt in Amsterdam.
Of abstract, niet fysiek; denk aan de aandelenmarkt 
of de arbeidsmarkt. 

Slide 4 - Tekstslide

Goederen en diensten(-markt)
Goederen kan je vastpakken, zoals brood, een fiets of een laptop. 


Diensten zijn niet tastbaar, zoals het werk wat je kapper doet, de glazenwasser, taxichauffeur, boekhouder, docent, enz. 

Slide 5 - Tekstslide

Rekenen met een Qv-functie
Economen vatten de gevraagde hoeveelheid (vraag= Qv) graag wiskundig samen in een functie; hierin is alleen de factor prijs meegenomen

Bijvoorbeeld: 
Qv= -20p+ 500



Deze functie is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid
= een model 
In de functie de letter p van prijs, zie je 'm? 

Slide 6 - Tekstslide

Functie in een grafiek
Een functie als  Qv= -20p+ 500 geeft weer hoe de consument reageert op een prijsverandering. Oftewel; hogere p (prijs) is lagere Qv (vraag).
Bijvoorbeeld: Bij een prijs van 10 euro wordt er 
Qv = -20 x 10 + 500= 300 stuks gevraagd
Bij een prijs van 20 euro wordt er
Qv = -20 x 20 +500= 100 stuks gevraagd

Dit moet je ook grafisch kunnen maken. 

Slide 7 - Tekstslide

Grafisch; een vraaglijn (Qv)
Hoe doe je dat?
Net als bij wiskunde pak je 2 punten, bijvoorbeeld een prijs van 10 euro (-20 x 10 +500= 300 Qv) en 20 euro (-20 x 20 + 500= 100 QV). Teken de 2 punten en trek met je lineaal een lijn erlangs.

Zoals je ziet heeft de vraaglijn een dalend verloop: 

hoe duurder het wordt, hoe minder er gevraagd wordt

Slide 8 - Tekstslide

Even zelf rekenen nu.

Qv= -20p + 1000
Wat is de vraag bij een prijs van 8 euro?
A
80 euro
B
840 stuks
C
840 euro
D
50 stuks

Slide 9 - Quizvraag

Maken
Pak je boek: H6 Markten, blz 75-76
Maken opgave 6.3 en 6.4
6 minuten de tijd
(eerder klaar 6.1 t/m 6.5 maken)

timer
6:00

Slide 10 - Tekstslide

6.3 a

Slide 11 - Tekstslide

6.3 b
Hoe hoger de prijs van geranium, des te lager de vraag naar geraniums.

Slide 12 - Tekstslide

6.3 c
Qv= 0 dus
0= -200P + 1.000
200P= 1.000
P= 1.000/200= 5. Dus bij €5 worden er geen geraniums gevraagd. 

Slide 13 - Tekstslide

3.4

Slide 14 - Tekstslide

Rekenen met een Qa-functie
Naast de vraaglijn hebben we ook de aanbod lijn. Ook hiervoor wordt er gebruik gemaakt van een wiskundige functie. 
Bijvoorbeeld: 

Qa= 30p- 800



Het verband tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid is positief. 
Als de prijs stijgt, stijgt het aanbod. 
De Qa bereken je op de zelfde manier als de Qv.

Slide 15 - Tekstslide

Even zelf rekenen nu.

Qa= 30p - 800
Wat is het aanbod bij een prijs van 50 euro?
A
650 stuks
B
-650 stuks
C
700 stuks
D
2.300 stuks

Slide 16 - Quizvraag

Maken
Pak je boek: H6 Markten, blz 77
Maken opgave 6.7
5 minuten de tijd
(eerder klaar 6.1 t/m 6.7 maken)

timer
5:00

Slide 17 - Tekstslide

6.7 a

Slide 18 - Tekstslide

6.7 b

Slide 19 - Tekstslide

6.7 c
Beneden de prijs van €1,25 worden er geen geraniums meer aangeboden.

Slide 20 - Tekstslide

Qa=Qv, het marktevenwicht
Qv=-20p + 1000        Qa= 30p - 800
in deze functies zie je hoe de vragers (Qv) en aanbieders (Qa) reageren op een (andere) prijs; door ze aan elkaar gelijk te stellen (balansmethode) achterhaal je DE EVENWICHTSPRIJS
Pe= evenwichtsprijs (door Qa=Qv)
Waarom? Zodat je weet welke prijs tot stand komt op deze markt

Slide 21 - Tekstslide

Qa= 30p - 800 en Qv= -20p + 1000
30p - 800= -20p + 1000 
50p = 1800
p= 1800/50 = 36 euro evenwichtsprijs

hoeveel (ver-)koop ik dan voor 36 euro?
Invullen in Qa --> 30 x 36 - 800= 280 stuks 
Invullen in Qv --> -20 x 36 + 1000= 280 stuks
Beide 280? Dat kan geen toeval zijn!
Klopt! Is het ook niet! MOET altijd gelijke Q hebben, 
we noemen het daarom de evenwichtshoeveelheid 



Oplossen middels de balansmethode van wiskunde

Slide 22 - Tekstslide

Qa=Qv
Dus wat hebben we geleerd --> gelijkstellen van qa=qv geeft de evenwichtsprijs (Pe)  van 36 euro
Vul die evenwichtsprijs in BEIDE functies in en vind de 
evenwichtshoeveelheid (Qe) van 280 stuks.

Wat zal de omzet zijn op deze markt?

Slide 23 - Tekstslide

Qa = Qv
Dit kan je ook weergeven in een tabel: 
Stel de Qv= -4P+100
en de Qa= 5P-25.
Als je van de Qv en de Qa twee punten invoert krijg je twee lijnen die elkaar snijden, dit is het evenwichtspunt.
Dit kan je controleren door Qv = Qa.

Slide 24 - Tekstslide

Wat is de evenwichtsprijs bij

Qv= -4P+100 Qa= 5P-25
A
€13,00
B
€14,00
C
€14,54
D
€13,89

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de evenwichtshoeveelheid bij

Qv= -4P+100 Qa= 5P-25
A
47,7
B
40
C
44,44
D
45

Slide 26 - Quizvraag

Maken
Pak je boek: H6 Markten, blz 79
Maken opgave 6.10
15 minuten de tijd


timer
15:00

Slide 27 - Tekstslide

6.10 a

Slide 28 - Tekstslide

6.10 b

Slide 29 - Tekstslide

6.10 c-d-e-f

Slide 30 - Tekstslide

Hoofdstuk 6. Markten

Slide 31 - Woordweb