Quiz: orgaandonatie
1 / 32
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Waar of niet waar?
1 donor kan maximaal 5 levens redden.
1 donor kan maximaal 5 levens redden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Waar of niet waar?
Je kan alle delen van het lichaam doneren.
Je kan alle delen van het lichaam doneren.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Waar of niet waar?
In Nederland zijn er genoeg organen beschikbaar om te transplanteren.
In Nederland zijn er genoeg organen beschikbaar om te transplanteren.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Waar of niet waar?
Gemiddeld staan er meer dan 1000 mensen op de wachtlijst voor een orgaantransplantatie.
Gemiddeld staan er meer dan 1000 mensen op de wachtlijst voor een orgaantransplantatie.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Waar of niet waar?
Per jaar overlijden er meer dan 100 mensen doordat een orgaan niet op tijd kwam.
Per jaar overlijden er meer dan 100 mensen doordat een orgaan niet op tijd kwam.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Waar of niet waar?
Als je donor wilt zijn kan je dit vanaf je 12e vastleggen in het donorregister.
Als je donor wilt zijn kan je dit vanaf je 12e vastleggen in het donorregister.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Waar of niet waar?
Een donororgaan wordt altijd door het nieuwe lichaam geaccepteerd.
Een donororgaan wordt altijd door het nieuwe lichaam geaccepteerd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Waar of niet waar?
Een donororgaan gaat een leven lang mee.
Een donororgaan gaat een leven lang mee.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Waar of niet waar?
Organen van familieleden worden minder snel afgestoten dan organen van een vreemde.
Organen van familieleden worden minder snel afgestoten dan organen van een vreemde.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Video
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Stelling 1:
Een roker zou geen donorlong mogen krijgen.
Een roker zou geen donorlong mogen krijgen.
Eens
Oneens
Slide 28 - Poll
Stelling 2:
Alleen als je zelf ook donor bent, mag je een orgaan van iemand anders krijgen.
Alleen als je zelf ook donor bent, mag je een orgaan van iemand anders krijgen.
Eens
Oneens
Slide 29 - Poll
Stelling 3:
Ik wil alleen donor zijn als ik zelf mag bepalen wie de ontvanger is.
Ik wil alleen donor zijn als ik zelf mag bepalen wie de ontvanger is.
Eens
Oneens
Slide 30 - Poll
Stelling 4:
Ik wil nu nog geen keuze maken over orgaandonatie, dat doe ik later wel.
Ik wil nu nog geen keuze maken over orgaandonatie, dat doe ik later wel.
Eens
Oneens
Slide 31 - Poll
Stelling 5:
Ik wil alleen donor worden als mijn ouders het met die beslissing eens zijn.
Ik wil alleen donor worden als mijn ouders het met die beslissing eens zijn.
Eens
Oneens
