Architectuur


"Architectuur is de kunst en de wetenschap van het ontwerpen van de bebouwde omgeving."
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les


"Architectuur is de kunst en de wetenschap van het ontwerpen van de bebouwde omgeving."

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Architectuur?

Belangrijk om te onthouden is dat architectuur een toegepaste kunstvorm is: het heeft niet alleen een esthetische waarde maar ook een functionele. Architectuur moet dus niet alleen mooi zijn, maar ook bruikbaar en stevig. 
 Wat bruikbaar en stevig is, daar wordt je het al snel over eens. 
Maar wanneer is een gebouw nou mooi? 





Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6 Kenmerken:
Een gebouw kan een bepaald gevoel oproepen. Je voelt je er prettig, of juist niet. Dit heeft te maken met de uitstraling van het gebouw. Er zijn verschillende kenmerken die voor een bepaalde uitstraling zorgen. Deze kenmerken zijn: functie, vorm, omgeving, materiaal, constructie en visie.





Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functie
Al sinds de eerste vormen van architectuur kon je aan de vorm van een gebouw meteen de functie herkennen. Een kerk had een klokkentoren en een gerechtsgebouw een statige, klassieke entree met zuilen. Tegenwoordig ontwerpen nog maar weinig architecten traditionele, herkenbare gebouwen. Je kunt niet meer zo makkelijk aan de buitenkant zien of een gebouw bedoeld is om in te wonen of te werken. Toch hebben gebouwen vaak een bepaalde uitstraling die past bij hun functie. 





Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorm
Klassieke gebouwen hebben vaak symmetrische vormen, een statige gevel, een centrale entree en ornamenten (versieringen) die de status verhogen.
De eenvoudige doosvorm is kenmerkend voor het modernisme en bepaalt veel van de architectuur tussen 1930 en 1980. 
Organische vormen zijn niet-geometrische vormen die ontleend zijn aan de natuur, ooit geïntroduceerd door de Spaanse architect Gaudi. Nieuwe technologie maakt het tegenwoordig mogelijk om complexe, organische vormen te ontwerpen. 





Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorm
Klassieke gebouwen hebben vaak symmetrische vormen, een statige gevel, een centrale entree en ornamenten (versieringen) die de status verhogen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorm
De eenvoudige doosvorm is kenmerkend voor het modernisme en bepaalt veel van de architectuur tussen 1930 en 1980. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorm
Organische vormen zijn niet-geometrische vormen die ontleend zijn aan de natuur, ooit geïntroduceerd door de Spaanse architect Gaudi.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omgeving
Soms sluit nieuwe architectuur aan op de bestaande omgeving. Een nieuw gebouw gaat dan als het ware op in het ritme van de omringende gebouwen. Bijvoorbeeld doordat de hoogte, vorm, materialen en kleuren hetzelfde zijn. Maar een architect kan ook bewust kiezen voor een contrast, door een gebouw te ontwerpen dat sterk van zijn omgeving afwijkt. 








Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omgeving
Een architect kan ook bewust kiezen voor een contrast, door een gebouw te ontwerpen dat sterk van zijn omgeving afwijkt
Omgeving
1 met de omgeving versus contrast

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Materiaal
De gebruikte materialen dragen in belangrijke mate bij aan de uitstraling van een gebouw. Voor bankgebouwen worden luxe materialen gebruikt, zoals marmer. Metselwerk met bakstenen is typisch Hollands en geeft de gebouwen een vertrouwd uiterlijk. In de negentiende eeuw geven gewapend beton, staal en glas architecten ongekende nieuwe mogelijkheden. Hierdoor kunnen grotere en lichtere constructies worden ontworpen. 





Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Materiaal

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Constructie
Letterlijk betekent constructie het samenvoegen van verschillende delen. In de architectuur zorgt de draagconstructie ervoor dat een gebouw overeind blijft staan. De muren, vloeren en fundering dragen samen het gewicht. In moderne architectuur is meestal sprake van skeletbouw. Een skelet van stalen of betonnen kolommen draagt het gewicht en houdt het gebouw overeind. Een architect kan ervoor kiezen om het skelet ‘eerlijk’ zichtbaar te maken of te verbergen, bijvoorbeeld achter plaatwerk. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Visie
Architecten bouwen vanuit een visie. Zij hebben ideeën over hoe gebouwen eruit moeten zien en moeten functioneren om er prettig in te wonen, te werken of samen te leven. De visies van architecten hebben dus grote invloed op ons dagelijks leven. Zo was ‘Less is more’, de slogan van de beroemde modernistische architect Mies van der Rohe. Zijn uitgangspunt was: geen decoratie, de functie bepaalt hoe een gebouw eruitziet. De postmodernistische architect Robert Venturi vond dat maar saai en zei: ‘Less is a bore’. Bij postmodernistische architectuur is er dan ook meer ruimte voor niet-functionele zaken, zoals ornamenten, uitbundige kleuren en een mix van verschillende bouwstijlen. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VORM (hoe)
De stijl van bouwen. De architect maakt keuzes in het materiaalgebruik, de constructie, de vorm en kleur, de grootte van het gebouw, enz.

Denk aan: stijl, materiaal, constructie, grootte, licht, kleur, ruimte en omgeving.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

INHOUD (wat)
UITSTRALING
> visie
Wat is de uitstraling van het gebouw en waarom?
Wat laat de architect met het gebouw zien? 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

INHOUD: wat laat de architect met het gebouw zien? 
  • Om de functie van het gebouw te laten zien. 
  • Een herkenningspunt omdat veel gebouwen met dezelfde functie er zo uitzien. 
  • Een reactie op de omgeving of het gebouw wat er eerder stond. 
  • Of juist iets aparts om de aandacht te trekken. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht gebouw analyseren
Jullie krijgen in groepjes een foto van een gebouw. 
Van het gebouw bespreek je:

  • Wat straalt het gebouw uit? 
  • Waardoor straalt het dat uit? 
  • Wat spreekt je wel en niet aan in de vormgeving van het gebouw? 
  • Omschrijf Vorm, Inhoud (en functie) van het gebouw?
  • Jullie mogen samen een aanpassing/een verbouwing plegen: welk aspect zou je aanpassen/veranderen en waarom?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
timer
8:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende architecten en vormgevers, 
Paleis van Versailles, Parijs (vanaf 1624)

Slide 22 - Tekstslide

Max
Juliette
Fay
Jetje
Renske
Dop
Ciske


Verschillende architecten en opdrachtgevers, Kathedraal van Milaan, 1386 - 1950

Slide 23 - Tekstslide

Tjenno
Ita
Fabrice
Jarmo
Nicky
Feline
Ole
Lasse 


Jørn Utzon, Sydney Opera Huis, 1973

Slide 24 - Tekstslide

Eva M
Jens
Dirkje
Vepooshan
Annabelle
Boele
Anoushka
Ellanora


 Skidmore, Owings and Merrill, Burj Khalifa
Dubai (2010)

Slide 25 - Tekstslide

Luna
Kayden
Boots
Demi
Rocio
Midas
Marius
Ilja


A.W. Weissman/Bethem Crouwel Architekten, Stedelijk Museum Amsterdam, 1895/2012

Slide 26 - Tekstslide

Zonna
Lana
Kahlen
Thymo
Amaro
Guus
Tjenno
Kris


Emiel van Averbeke / Zaha Hadid, Havenhuis Antwerpen, 1922 / 2016

Slide 27 - Tekstslide

Valentina
Hidde
Bram
Wouter
Casper
Eva R
Maya