In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Groep 8 2.1.3.
Dictee
Herhaling: Woordsoorten en zinsdelen.
Uitleg: blz 22
Slide 1 - Tekstslide
Woord 1
Slide 2 - Open vraag
Woord 2
Slide 3 - Open vraag
Woord 1
Slide 4 - Open vraag
Zin 1
Slide 5 - Open vraag
Zin 2
Slide 6 - Open vraag
Zin 3
Slide 7 - Open vraag
otto vraagt oom bas weet u wanneer iemand zijn bedrijf koninklijk mag noemen?
Slide 8 - Open vraag
oom bas roept dat is een goede vraag van jou
Slide 9 - Open vraag
oom bas roept dat is een goede vraag van jou
Slide 10 - Open vraag
Otto vraagt: 'Oom Bas, weet u wanneer iemand zijn bedrijf koninklijk mag noemen?'
Slide 11 - Open vraag
Otto vraagt: 'Oom Bas, weet u wanneer iemand zijn bedrijf koninklijk mag noemen?'
Slide 12 - Open vraag
Otto vraagt: 'Oom Bas, weet u wanneer iemand zijn bedrijf koninklijk mag noemen?'
Slide 13 - Open vraag
Oom Bas roept: 'Dat is een goede vraag van jou!'
Slide 14 - Open vraag
Oom Bas roept: 'Dat is een goede vraag van jou!'
Slide 15 - Open vraag
Hij zegt: 'Er zijn drie voorwaarden: het moet een belangrijk bedrijf zijn voor Nederland, het moet toonaangevend zijn binnen het vakgebied en het moet minstens honderd jaar bestaan.'
Slide 16 - Open vraag
Hij zegt: 'Er zijn drie voorwaarden: het moet een belangrijk bedrijf zijn voor Nederland, het moet toonaangevend zijn binnen het vakgebied en het moet minstens honderd jaar bestaan.'
Slide 17 - Open vraag
Otto heeft een goede vraag gesteld. lijdend voorwerp
Slide 18 - Open vraag
Otto heeft een goede vraag gesteld. lijdend voorwerp
Slide 19 - Open vraag
Je kent vast de hagelslag van de Koninklijke De Ruiter.
Slide 20 - Open vraag
Je kent vast de hagelslag van de Koninklijke De Ruiter.
Slide 21 - Open vraag
Aan de kroon op het pak zie je dat dit bedrijf koninklijk is.
Slide 22 - Open vraag
Aan de kroon op het pak zie je dat dit bedrijf koninklijk is.