1B - Cursus 5 - paragraaf 4 - onderwerp

Welkom

  • Doe jouw telefoon in de telefoontas.
  • Ga vast zitten volgens de plattegrond.
  • Leg je boek op tafel.


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

  • Doe jouw telefoon in de telefoontas.
  • Ga vast zitten volgens de plattegrond.
  • Leg je boek op tafel.


Slide 1 - Tekstslide

1. Boekensushi doen.
2. Terugkijken op de persoonsvorm en het onderwerp 
- even kort herhalen en oefenen. 
3. Het werk van de vorige les bespreken.
(H5 §4 opdracht 2 en 3). 
4. Verder oefenen met het onderwerp 
- vragen in het boek 

In deze les gaan we

Slide 2 - Tekstslide

      BOEKENSUSHI

Slide 3 - Tekstslide

Wat moet je eerst doen voordat je het onderwerp kunt weten?

Slide 4 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Die grijze auto staat altijd scheef geparkeerd.

Slide 5 - Open vraag

Werk van de vorige les bespreken

H5 Grammatica Woordsoorten
§4: Onderwerp
Bladzijde 204-205
Opdracht 2 en 3


Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm
Een persoonsvorm (pv) is altijd een werkwoord.

Tijdproef
Vraagproef


Slide 7 - Tekstslide

Onderwerp (ow)
= vaak een persoon die iets doet.
Het ow kan ook dier (giraffe) of een ding (tafelpoot) zijn. 
Het onderwerp en de persoonsvorm horen altijd bij elkaar.

Ik ben dit weekend elke avond de stad in geweest.

Slide 8 - Tekstslide

Onderwerp (ow)
= vaak een persoon die iets doet.
Je vindt het onderwerp in twee stappen:
1. Vind de persoonsvorm (pv) drinkt
2. Vraag: wie (of wat) + persoonsvorm
Wie is geweest? Thialda

Thialda drinkt een cappuccino.

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvormen
Mijn broer
woont
in Rotterdam
Hij
werkt
daar
op een basisschool.

Slide 10 - Sleepvraag

Onderwerpen
Mijn broer
woont
in Rotterdam
Hij
werkt
daar
op een basisschool.

Slide 11 - Sleepvraag

Wat is de persoonsvorm?
Het Nederlands elftal heeft met 1-0 van België gewonnen.
A
heeft
B
elftal
C
België
D
gewonnen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de onderwerp?
Het Nederlands elftal heeft met 1-0 van België gewonnen.
A
elftal
B
heeft gewonnen
C
België
D
Het Nederlands elftal

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Mijn broer woont al een tijdje in Rotterdam.
A
Mijn broer
B
woont
C
al een tijdje
D
Rotterdam

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Mijn moeder brengt mij met de auto naar training.

Slide 15 - Open vraag

Nog even oefenen
H5 Grammatica Woordsoorten
§4: Onderwerp
Bladzijde 204-205

Opdracht 4 t/m 7


timer
5:00
waar?
wat?

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in deze zin en hoe heb je die gevonden?
Wij hebben komende donderdag een SO over paragraaf één tot en met zeven van de cursus Taal.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het onderwerp in deze zin en hoe heb je die gevonden?
Wij hebben komende donderdag een SO over paragraaf één tot en met zeven van de cursus Taal.

Slide 18 - Open vraag

Einde van deze les!
Als het goed is weet je nu:

- wat het onderwerp van een zin is.
- Welke vraag je moet stellen om het onderwerp in een zin te vinden.
- Wat (en hoe) je moet leren voor het SO van komende donderdag.

Slide 19 - Tekstslide