Deel 2 werkwoordspelling tweede klas

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd in.
Hij ....(begeven) zich op glad ijs.



A
begeevt
B
begeefdt
C
begeevdt
D
begeeft
1 / 13
volgende
Slide 1: Quizvraag

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd in.
Hij ....(begeven) zich op glad ijs.



A
begeevt
B
begeefdt
C
begeevdt
D
begeeft

Slide 1 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd in.
Hij ....(begeven) zich op glad ijs.



A
begeevt
B
begeefdt
C
begeevdt
D
begeeft

Slide 2 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd in.

Wat .... (leiden) jou hiernaartoe?



A
leid
B
leidde
C
leidt
D
leit

Slide 3 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd in.

Ik .... (zweven) in mijn dromen urenlang door het heelal.
A
zweevde
B
zweefte
C
zweefde
D
zwevte

Slide 4 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd in.

Hij .... (deleten) de bestanden.
A
delete
B
deletete
C
delette
D
deletette

Slide 5 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd in.

In de wei .... (blaten) het schaap.
A
blate
B
blatte
C
blaatte
D
blaatten

Slide 6 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd in.

Anton .... (hoesten) heel erg, omdat hij verkouden was.
A
hoeste
B
hoestte
C
hoesten
D
hoestten

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het voltooid of onvoltooid deelwoord?

Het doelpunt werd door de VAR .... (goedkeuren).
A
goedgekeurd
B
goedgekeurt
C
goedkeurend

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het voltooid of onvoltooid deelwoord?

Al jaren gaat Fenna .... (wandelen) naar school.
A
gewandeld
B
gewandelt
C
wandelent
D
wandelend

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het voltooid of onvoltooid deelwoord?

De Apple iPhone 13 is in september .... (introduceren).
A
geïntroduceert
B
geïntroduceerd
C
introducerend

Slide 10 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
Het .... (verzinnen) verhaal
A
verzonnen
B
verzonne
C
verzonde
D
verzonden

Slide 11 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
De .... (stranden) reiziger.
A
gestrandde
B
strandende
C
gestranden
D
gestrande

Slide 12 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
De .... (redden) zwemmer.
A
redde
B
geredde
C
gerede
D
verredde

Slide 13 - Quizvraag