§3.2 van warm naar koud

§3.2 van warm naar koud
H3 Klimaten
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§3.2 van warm naar koud
H3 Klimaten

Slide 1 - Tekstslide

  - Leerdoelen
  - Wat weet je al 
  - Uitleg
  - Opdrachten 
  - Terugblik 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze paragraaf: 
  • weet je hoe breedteligging, hoogte en seizoenen invloed hebben op temperatuur;
  • kun je uitleggen waarom er op sommige plekken seizoenen voorkomen;
  • begrijp je dat het hoger op de berg kouder is dan in het dal.

Slide 3 - Tekstslide

Viraj woont in het noordoosten van India. In zijn dorp vriest het een groot deel van het jaar. Dit lijkt heel erg op het klimaat bij leeftijdsgenoot Nivi in Groenland. Maar dat ligt vlak bij de noordpool. Hoe kan het dat deze klimaten zo op elkaar lijken?

Slide 4 - Tekstslide

Hoe komt het dat deze klimaten zo op elkaar lijken?

Slide 5 - Open vraag

Noorderbreedte 
Zuiderbreedte 

Slide 6 - Sleepvraag

Breedteligging
Breedteligging: de ligging van een plaats ten opzichte van de evenaar die wordt aangegeven met breedtegraden.

De evenaar ligt op 0º.

Ten noorden van de evenaar ligt het:
noordelijke halfrond
Ten zuiden van de evenaar ligt het:
zuidelijk halfrond

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de breedteligging?
A
De afstand tot de noordpool
B
De afstand tot de evenaar
C
De afstand tussen twee breedtepunten
D
De ligging ten opzichte van een breedtelijn

Slide 8 - Quizvraag

Invalshoek van de zon 
Opdracht in de klas
timer
1:00

Slide 9 - Tekstslide

Breedteligging en temperatuur
Als je verder van de evenaar af gaat dan wordt het klimaat kouder. 

Op hogere breedte is het kouder dan op lagere breedte omdat:
  • de zon schuin instraalt en een groter oppervlak moet verwarmen
  • zonnestralen een langere weg afleggen door de dampkring.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Seizoenen

Slide 12 - Woordweb

Seizoenen
In landen op gematigde breedte zijn er seizoenen. 
Dit komt door de schuine stand van de aarde. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

De aarde draait om zijn as. Daardoor...
A
ontstaan seizoenen
B
ontstaat dag en nacht

Slide 15 - Quizvraag

De aarde draait om de zon in...
A
24 uur
B
365 dagen
C
30 (31) dagen
D
7 dagen

Slide 16 - Quizvraag

De aarde draait
  • In 24 uur draait aarde om zijn as, hierdoor ontstaan dag en nacht. 
  • De aarde draait om de zon, dit duurt één jaar (365 dagen)
  • In onze zomer staat het noordelijk halfrond naar de zon gedraaid, in onze winter het zuidelijk halfrond 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Hoe hoger, hoe kouder
  • Naast de breedteligging heeft ook de hoogteligging invloed op de temperatuur.
  • Hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt. Per 1000m neemt de temperatuur met 6 ºC af. 
  • Dit komt omdat zonnestralen het aardoppervlak verwarmen, de opgewarmde lucht verwarmt de lucht erboven.
  • Als het niet warmer wordt dan 10 ºC noemen we dit een hooggebergteklimaat. 

Slide 19 - Tekstslide

De temperatuur neemt af naar mate de hoogte toeneemt.. per kilometer wordt het .... graden kouder.
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 20 - Quizvraag