Leestekens

Taalverzorging 
Leestekens
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taalverzorging 
Leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Hoofdletters
Aanhalingstekens
Apostrof en accenttekens
Trema, koppelteken en weglatingsstreepje
Dubbele punt en komma

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht
Lees voor jezelf de theorie (10 min.)

Slide 3 - Tekstslide

mevrouw van dijk melden bij de balie

Slide 4 - Open vraag

Mevrouw van Dijk, melden bij de balie!

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdletter --> het gaat om een naam (tussenvoegsel hoeft niet met een hoofdletter)

Komma --> Iemand wordt met zijn naam aangesproken

Uitroepteken --> het gaat om een bevel

Slide 6 - Tekstslide

met kerstmis heb ik kerstvakantie dus ga ik dit vieren met mijn familie bij café zeezicht in bloemendaal

Slide 7 - Open vraag

Met Kerstmis heb ik kerstvakantie, dus ga ik dit vieren met mijn familie bij café Zeezicht in Bloemendaal. 


Slide 8 - Tekstslide

Hoofdletters --> bij plaatsen, namen, feestdagen
woorden die zijn afgeleid van een feestdag schrijf je niet met een hoofdletter

Punt --> aan het einde van de zin

Komma --> want het is een voegwoord

Slide 9 - Tekstslide

Maak de samenstelling:
radio+omroep

Slide 10 - Open vraag

Koppelteken omdat het gaat om een klinkerbotsing

Slide 11 - Tekstslide

Maak een samenstelling:
A4+papier

Slide 12 - Open vraag

A4-papier

Bij een cijfer, letter of symbool plaats je een koppelteken.



Slide 13 - Tekstslide

Mijn verlanglijstje voor mijn verjaardag is erg lang en er staat op sokken, een telefoonhoesje en een fotolijstje

Slide 14 - Open vraag

Mijn verlanglijstje voor mijn verjaardag is erg lang en er staat op: sokken, een telefoonhoesje en een fotolijstje. 

Dubbele punt --> er komt een opsomming
Komma --> plaats een komma tussen de delen van een opsomming in een zin. 

Slide 15 - Tekstslide

heeft de maand maart dertig of eenendertig dagen vroeg marieke

Slide 16 - Open vraag

'Heeft de maand maart dertig of eenendertig dagen?' vroeg Marieke.

Directe rede dus aanhalingstekens 
Hoofdletter --> naam
Punt --> aan het einde van de zin
Vraagteken --> er wordt een vraag gesteld

Slide 17 - Tekstslide

wat zij gepresteerd heeft is heel opmerkelijk

Slide 18 - Open vraag

Wat zij gepresteerd heeft, is heel opmerkelijk.

Plaats een komma tussen twee persoonsvormen. 
Punt aan het einde van de zin. 

Slide 19 - Tekstslide

Dirk en Bram komen niet bram is ziek en dirk moet werken

Slide 20 - Open vraag

Dirk en Bram komen niet: Bram is ziek en Dirk moet werken. 

Hoofdletters --> namen
Dubbele punt -> voor een uitleg
Punt --> aan het einde van de zin. 

Slide 21 - Tekstslide

Welk antwoord is goed?
A
Elektricien
B
Elektriciën

Slide 22 - Quizvraag

Schrijf het meervoud op van melodie

Slide 23 - Open vraag

Melodieën 

Als je de klemtoon op de 'ie' valt komt er een extra 'e' bij. 

Slide 24 - Tekstslide

sochtends zitten wij bij het welkomstcomite

Slide 25 - Open vraag

's Ochtends zitten wij bij het welkomstcomité.

Accentteken en apostrof 

Slide 26 - Tekstslide

ik heb altijd zomer en winterschoenen

Slide 27 - Open vraag

Ik heb altijd zomer- en winterschoenen.

Weglatingsstreepje. 

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag
Wat?  Opdr. 1 t/m 7
Hoe? zelfstandig. Noteer het in een Word-document
Inleveren --> Zondag 7 maart via Teams


Slide 29 - Tekstslide