Interpunctie

Interpunctie
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Interpunctie

Slide 1 - Tekstslide

Gedachtestreepje -
Het gedachtestreepje legt vaak extra nadruk op wat ertussen staat.

Je gebruikt een gedachtestreepje...
bijvoorbeeld
De zin wordt plots onderbroken om een plotse gedachte tussen te voegen.
Toen hij tevergeefs om salarisverhoging vroeg − en dat niet voor het eerst − diende hij zijn ontslag in.

Slide 2 - Tekstslide

Beletselteken ...
Het beletselteken wordt gebruikt...
bijvoorbeeld
De opsomming is niet af
In feestwinkels verkopen ze van alles: ballonnen, slingers, pruiken …
De zin wordt onderbroken
Ik vroeg hem: “Vind je het goed dat …” Maar hij liet me niet eens uitpraten
Er is twijfel
Ja, maar … is dat wel zo?
Een gedachtegang wordt niet afgemaakt
Wat ik dáár toen allemaal heb gezien …
Er wordt spanning gesuggereerd
Maar wat hij toen deed ...

Slide 3 - Tekstslide

Komma
De komma is een korte pauze in een zin.
Je gebruikt een komma...
bijvoorbeeld
Voor of na een naam, aanhef of uitroep aan het eind van de zin schrijf je een komma.
Remco, let eens even op!
Let eens op, Piet!
tussen delen van een opsomming
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
Tussen twee persoonsvormen
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.

Slide 4 - Tekstslide

Puntkomma
Wordt niet zo vaak gebruikt. Je kan er ook een punt tussen plaatsen.

Tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen (= twee correcte zinnen los van elkaar)
Mijn oudste broer wil de Matterhorn beklimmen; dat lijkt me een gevaarlijke onderneming.
Als afsluiting van onderdelen van lange opsommingen die onder elkaar staan. Het laatste onderdeel krijgt als afsluiting een punt.
De dingen die nog op mijn bucketlist staan:
- rondtrekken door Azië;
- lopen over de Chinese muur;
- zwemmen met orka's; 
- feesten in Miami;
- tachtig boeken lezen;
- kanoën met krokodillen.

Slide 5 - Tekstslide

Beginaanhaling

  • Het citaat begint met een hoofdletter
  • Het punt valt weg (vraagteken en uitroepteken blijft staan) en wordt vervangen door een komma. Deze komma valt buiten de aanhalingstekens.

Bv. "Ik drink melk, jij ook?" vraagt opa.
         "Geef mij maar een cola", zegt William.
         "Nu!" brult Kya.


Slide 6 - Tekstslide

Eindaanhaling
  • Voor het citaat zet je een dubbel punt.
  • Het citaat begint met een hoofdletter.
  • Het leesteken valt binnen de aanhalingstekens.

Bv. Suana roept kwaad: "Ben je gek geworden?"
   Nathan fluistert: "Dat is de jeugd van tegenwoordig."

Slide 7 - Tekstslide

Onderbroken aanhaling
  • Het citaat begint met een hoofdletter
  • De onderbreking staat steeds tussen komma’s
  • De eerste komma staat binnen de aanhalingstekens als ze bij de aanhaling hoort.
  • De eerste komma staat bij de onderbreking als ze niet bij de aanhaling hoort.


Bv. "Jaja," mompelt Ali, "ik kom!"                                                     Ali mompelt: 'Jaja, ik kom.'
         "Vanavond", roept moeder, "ga je vroeg naar bed!"     Moeder roept: 'Vanavond ga je vroeg                                                                                                                            naar bed.'

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de functie van een beletselteken?
A
Aangeven dat er iets is weggelaten in een zin.
B
Aangeven dat er iets is toegevoegd aan de zin.
C
Aangeven dat de zin stopt.
D
Aangeven dat de zin begint.

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel puntjes heeft een beletselteken?
A
Vijf
B
Drie
C
Twee
D
Vier

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin gebruikt het beletselteken correct in een opsomming?
A
We kunnen kiezen uit rood, groen, blauw, ..., enz.
B
We kunnen kiezen uit rood, groen, blauw, geel, ...
C
We kunnen kiezen uit rood, groen, blauw, geel, ..., enz.
D
We kunnen kiezen uit rood, groen, blauw, ..., geel.

Slide 11 - Quizvraag

Waar moet een komma geplaatst worden in deze zin:
A
Het regent, bah.
B
Het regent, bah,
C
Het regent bah.
D
Het regent bah,

Slide 12 - Quizvraag

Waar moet een komma geplaatst worden in deze zin:
A
Jan wil jij de tafel dekken?
B
Jan wil jij de tafel, dekken?
C
Jan wil jij, de tafel dekken?
D
Jan, wil jij de tafel dekken?

Slide 13 - Quizvraag

Maak nu van deze zin een beginaanhaling:
mevrouw Van Derbeke zei ga je mee naar het concert van Herman Van Veen?

Slide 14 - Open vraag

Ik vraag me af of ze tevreden is met haar resultaat.

In deze zin
A
moeten geen aanhalingstekens gebruikt worden.
B
moeten aanhalingstekens gebruikt worden.

Slide 15 - Quizvraag

Toen ik mijn rapport opensloeg, dacht ik: dat wordt thuis ruzie.

In deze zin
A
moeten geen aanhalingstekens gebruikt worden.
B
moeten aanhalingstekens gebruikt worden.

Slide 16 - Quizvraag

Ik vroeg: Wil je mee naar de bioscoop?

In deze zin
A
moeten geen aanhalingstekens gebruikt worden.
B
moeten aanhalingstekens gebruikt worden.

Slide 17 - Quizvraag

Kan je de volgende zin juist schrijven met hoofdletters en aanhalingstekens? Gebruik een beginaanhaling.

Iemand houdt me in de gaten. zei ze huiverend.


Slide 18 - Open vraag

Kan je de volgende zin juist schrijven met hoofdletters en aanhalingstekens?

Mevrouw sustronck zei ga je mee naar het concert van clouseau?


Slide 19 - Open vraag

Kan je de volgende zin juist schrijven met hoofdletters en aanhalingstekens? Gebruik een onderbroken aanhaling.

Thomas, je weet dat ik altijd vol goede ideetjes zit zuchtte ze.

Slide 20 - Open vraag