Uitwerkingen oefenen met rekenen

Maak de opgaven
De open vragen volledig uitschrijven
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Maak de opgaven
De open vragen volledig uitschrijven

Slide 1 - Tekstslide

Bereken de concentratie meel in pannenkoeken beslag.
Beslag: 110 gram ei, 250 gram bloem, 500 gram melk en 2 gram zout.

Slide 2 - Open vraag

Uitwerking
  1. Wat moet je berekenen:   De concentratie bloem (meel) in het beslag
  2. Welke formule is er nodig:  Concentratie (= Waarvan/Totaal) = Hoeveelheid bloem/Hoeveelheid beslag
  3. Gegevens:    Hoeveelheid bloem = 250 gram;     Hoeveelheid beslag = 110 + 250 + 500 + 2 = 862 gram 
  4. Berekening:  Concentratie = 250 / 862 = 0,29
  5. Antwoord: De concentratie bloem (meel) = 0,29 g/g   ( = 0,29 g meel / g beslag)

Belangrijk: 
Werk volgens deze 5 stappen
Vermeld de juiste eenheid. In dit geval deel je grammen meel door grammen beslag dus is de concentratie eenheid g/g
Schrijf volledig uit!

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het massapercentage zout in water als 90 gram zout in 10 kg water wordt opgelost
A
9 %
B
0,9 %
C
0,09 %
D
0,009 %

Slide 4 - Quizvraag

Uitwerking
  1. Wat moet je berekenen:   De massapercentage zout in de oplossing
  2. Welke formule is er nodig:  Massapercentage = (Waarvan/Totaal) x 100 % = (Zout / Totaal oplossing) x 100 %
  3. Gegevens:    Hoeveelheid zout = 90 gram;     Hoeveelheid oplossing = 10 kg = 10 000 gram 
  4. Berekening:  Massapercentage (90 / 10 000) x 100 % = 0,9 %
  5. Antwoord: Het massapercentage zout bedraagt 0,9 %  Antwoord B

Belangrijk: 
Werk volgens deze 5 stappen
Als je met massa percentage en volume percentage gaat rekenen zorg er dan voor dat boven en onder de streep dezelfde eenheden staan.  Hier stond boven de streep gram en onder de streep eerst kg, maar die laatste moet je omzetten naar grammen. (je kan als alternatief natuurlijk ook het getal boven de streep omzetten naar kg). 
Belangrijk is dat het dezelfde eenheden worden 
Schrijf volledig uit!

Slide 5 - Tekstslide

Een tablet bevat 250 mg paracetamol De hele tablet heeft een massa van 0,6 gram. Wat is het massapercentage paracetamol van de tablet
A
4166,7 %
B
416,7 %
C
41,7 %
D
4,2 %

Slide 6 - Quizvraag

Uitwerking
  1. Wat moet je berekenen:   De massapercentage paracetamol in de tablet
  2. Welke formule is er nodig:  Massapercentage = (Waarvan/Totaal) x 100 % = (Paracetmol / Totaal tablet) x 100 %
  3. Gegevens:    Hoeveelheid paracetamol = 250 mg;     Hoeveelheid tablet = 0,6 g = 600 mg 
  4. Berekening:  Massapercentage (250 / 600) x 100 % = 41,7 %
  5. Antwoord: Het massapercentage paracetamol in de tablet bedraagt 41,7 % Antwoord C

Belangrijk: 
Werk volgens deze 5 stappen
Als je met massa percentage en volume percentage gaat rekenen zorg er dan voor dat boven en onder de streep dezelfde eenheden staan.  Hier stond boven de streep mg en onder de streep eerst g, maar die laatste moet je omzetten naar milligrammen. (je kan als alternatief natuurlijk ook het getal boven de streep omzetten naar g). 
Belangrijk is dat het dezelfde eenheden worden 
Schrijf volledig uit!

Slide 7 - Tekstslide

Ik los 50 gram suiker op in water en maak met water daar 250 ml van. Bereken de concentratie suiker in het water
A
0,2 g/ml
B
5 g/ml
C
2 %
D
5 %

Slide 8 - Quizvraag

Uitwerking
  1. Wat moet je berekenen:   De concentratie suiker in water
  2. Welke formule is er nodig:  Concentratie (= Waarvan/Totaal) = Hoeveelheid suiker / Hoeveelheid oplossing
  3. Gegevens:    Hoeveelheid suiker = 50 gram;    Hoeveelheid oplossing = 250 ml
  4. Berekening:  Concentratie = 50 / 250 = 0,2
  5. Antwoord: De concentratie suiker  = 0,2 g/ml


Belangrijk: 

Werk volgens deze 5 stappen
Vermeld de juiste eenheid. In dit geval deel je grammen suiker door ml oplossing dus is de concentratie eenheid g/ml
Schrijf volledig uit!

Slide 9 - Tekstslide

Het alcohol gehalte in bier is 5,2 %;
Het alcohol gehalte in wijn is 12 %.
1 glas bier bevat 200 ml bier, 1 glas wijn 80 ml. In welk glas zit meer zuiver alcohol

Slide 10 - Open vraag

Uitwerking
Hier moet je 2 keer iets berekenen volgens dezelfde stappen
1. Wat moet je berekenen:   De hoeveelheid alcohol in 2 verschillende dranken
2. Welke formule is er nodig:  Volumepercentage = (Welke stof/Totaal) x 100 % = (alcohol/totaal drank) x 100 %
   Deze zetten we om:  alcohol = volume percentage/100 % x totaal drank
3. Gegevens:    alcoholpercentage in bier = 5,2 %; Hoeveelheid bier = 200 ml
                          alcoholpercentage in wijn = 12 %; Hoeveelheid wijn = 80 ml 
4. Berekenen:  bier: alcohol = (5,2/100) x 200 = 10,4 ml
                         wijn: alcohol = (12/100) x 80 = 9,6 ml 
5. In bier zit 10,4 ml zuiver alcohol, in wijn zit 9,6 ml zuiver alcohol. Het meeste alcohol zit dus in het glas bier

Belangrijk: 
Bij de berekening deel je % door % en vermenigvuldig je dat met ml.  Dan wordt de eenheid dus ml, want de % vallen tegen elkaar weg.
Werk volgens deze 5 stappen, Schrijf volledig uit!

Slide 11 - Tekstslide

Bereken hoeveel ml inkt je nodig hebt om 400 ml verf te maken met 1,2 volume procent inkt daarin.

Slide 12 - Open vraag

Uitwerking
1. Wat moet je berekenen:   De hoeveelheid inkt in de verf
2. Welke formule is er nodig:  Volumepercentage = (Welke stof/Totaal) x 100 % = (inkt/totaal verf) x 100 %
    Deze zetten we om:  inkt = volume percentage/100 % x totaal verf
3. Gegevens:    inktpercentage in verf = 1,2 %; Hoeveelheid bier = 400 ml
4. Berekenen:  inkt = (1,2/100) x 400 = 4,8 ml                  
5. In de verf zit 4,8 ml inkt

Belangrijk: 
Bij de berekening deel je % door % en vermenigvuldig je dat met ml.  Dan wordt de eenheid dus ml, want de % vallen tegen elkaar weg.
Werk volgens deze 5 stappen, Schrijf volledig uit!

Slide 13 - Tekstslide