9.1 Zouten

 Zouten: eigenschappen van zouten 
Zouten hebben de volgende eigenschappen:
  • Zouten zijn opgebouwd uit positieve en negatieve ionen
  • Zouten hebben een kristalrooster
  • Zouten zijn bij kamertemperatuur vast
  • Zouten hebben hoge smeltpunten
  • Gesmolten en opgelost geleiden zouten stroom
  • vaste zouten geleiden geen stroom
  • de totale lading van een zout is nul


1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

 Zouten: eigenschappen van zouten 
Zouten hebben de volgende eigenschappen:
  • Zouten zijn opgebouwd uit positieve en negatieve ionen
  • Zouten hebben een kristalrooster
  • Zouten zijn bij kamertemperatuur vast
  • Zouten hebben hoge smeltpunten
  • Gesmolten en opgelost geleiden zouten stroom
  • vaste zouten geleiden geen stroom
  • de totale lading van een zout is nul


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Opbouw van zouten
Vaste zouten hebben een kristalrooster.
Naam zout:
eerst metaal, dan niet-metaal
Natrium-Chloride (rationele of systematische naam)
keukenzout (triviale naam)

Slide 4 - Tekstslide

Opbouw van een zout

Slide 5 - Tekstslide

(Stof)eigenschappen Zouten:
  • Opbouw: Zouten zijn opgebouwd uit ionen (geladen deeltjes) van metaal en niet-metaal ionen. Zouten zijn ionaire stoffen.
  • Geleidbaarheid: zouten geleiden in stroom in opgeloste en vloeibare vorm
  • Smeltpunt: zouten hebben een hoog smeltpunt (ca. 800o C )

Slide 6 - Tekstslide

Opbouw Zouten:
Niet-metaal-ionen: 
  • negatief geladen.
  • naam enkelevoudige ionen eindigen op  -ide
  • veel samengesteld: namen uit je hoofd kennen)

Slide 7 - Tekstslide

Naamgeving van een zout
  • Systematische naam: naam van het positieve ion + naam van het negatieve ion.
  • Let daarbij op eventuele Romeinse cijfers
  • Vb: ijzer(III)chloride
  • Vb: aluminiumoxide
  • Triviale naam: Binas tabel 66A
  • Vb: fluoriet ( = calciumfluoride)

Slide 8 - Tekstslide

de naam van een zout
de naam van een zout geef je door de naam van het positieve ion en de naam van het negatieve ion aan elkaar te plakken

Al2O3 heet dus aluminiumoxide

Slide 9 - Tekstslide

Geheugen opfrissen: zouten
  • Een zout bestaat uit ionen (geladen deeltjes)
  • Altijd evenveel positieve als negatieve lading



Slide 10 - Tekstslide

Verhoudingsformule zouten
Een verbinding van ionen (geladen deeltjes)= een zout
een zout bestaat uit een metaal en een niet metaal
Verhouding:
  1. Schrijf de naam van het zout op
  2. Zet de symbolen van de ionen tussen haakjes achter elkaar
  3. Maak de + en - lading kloppend
  4. Vereenvoudig (lading weg, haakjes weg waar mogelijk)

Slide 11 - Tekstslide

 opstellen verhoudingsformule van een zout
(volg altijd het 4 stappenplan!)
  1. noteer de naam vh zout                                                       1) natriumoxide
  2. symbolen ionen tussen haakjes                                       2)   (Na+)(O2-)
  3. totale lading gelijk maken                                                    3)   (Na+)2(O2-)  
  4. als je haakjes weg kunt werken doe dat:                       4)    Na2O(s)

    bij samengestelde ionen kun je vaak niet alle haakjes wegwerken !
    zoals bij lood(II)nitraat  =  Pb(NO3)2(s)

Slide 12 - Tekstslide

Oplosbaarheid van Zouten 
Oplosbaarheid = aantal gram kan je maximaal oplossen in 1 L
Tabel 35 binas:
1. goed oplosbaar = g (meer dan 10 g / L)
2. matig oplosbaar = m (1 tot 10 g / L)
3. slecht oplosbaar = s (minder dan 1 g / L)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Oplosbaarheid Magnesiumchloride
-------->
 |
\/

Slide 15 - Tekstslide

Oplosbaarheid Magnesiumchloride
-------->
 |
\/

Slide 16 - Tekstslide

Oplosbaarheid van zouten
Verzadiging
  • Zout-oplossing is verzadigd wanneer je geen zout meer kan oplossen.
  • Sommige zouten lossen maar een heeeeeel klein beetje op --> S
  • Sommige zouten lossen maar voor een gedeelte op --> M
  • Sommige zouten lossen goed op --> G, maar niet oneindig.

  • Je kan veel natriumchloride (keukenzout) oplossen, maar niet vele kilo's in 1 liter water. Maximaal 359 g / L

Slide 17 - Tekstslide

Het opstellen van een oplosvergelijking:
  • In een oplosvergelijking zet je neer hoe een zout oplost in water.
  • Begint altijd met vaste stof, zout is vast bij kamertemperatuur.
  • Eindigt met alle ionen opgelost in water (aq).

Slide 18 - Tekstslide

Oplosvergelijking van een zout
  • BaCl2 bestaat uit Ba2+ en 2 Cl-
  • Oplosvergelijking: BaCl2 -> Ba2+ + 2 Cl-

Slide 19 - Tekstslide

Oplosvergelijking van een zout
  • ZnBr2 bestaat uit Zn2+ en 2 Br-
  • Oplosvergelijking: ZnBr2 -> Zn2+ + 2 Br-

Slide 20 - Tekstslide

Het indampen van een zout:
Precies tegenovergestelde van een oplosvergelijking.

Slide 21 - Tekstslide

Maak de opdrachten van de introductie / voorkennis

Slide 22 - Tekstslide

Maak de voorkennistoets

Slide 23 - Tekstslide

Zouten 9.1
Maak de opdrachten van 9.1

Slide 24 - Tekstslide