Oefentoets Levensmiddelchemie

Oefentoets Levensmiddelchemie
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
ChemieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets Levensmiddelchemie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Wat verstaan we onder een essentiële voedingsstof? (bijv. koolhydraat, vet of aminozuur)
Wat verstaan we onder een essentiële voedingsstof? (bijv. koolhydraat, vet of aminozuur)

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke andere namen kun je aan vetten geven? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
Fout
Sacchariden
Lipiden
Fosfolipiden
Glyceride
Triglyceride
Cholesterol
Goed

Slide 3 - Sleepvraag

Andere namen voor vetten zijn lipiden of triglyceriden. Sachariden zijn koolhydraten. Cholesterol en fosfolipiden zijn vetachtige stoffen en glyceride is een andere naam voor 1 vetzuur gekoppeld aan een glycerol molecuul

Op de afbeelding zie je een gemengd triglyceride
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Een gemengd triglyceride bestaat uit een glycerol met daaraan gebonden 2 of drie verschillende vetzuren. Een eenvoudig vetzuur bestaat uit een glycerol met daaraan 3 dezelfde vetzuren gebonden.

Op de afbeelding zie je een eenvoudig triglyceride
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Een eenvoudig triglyceride bestaat uit een glycerol met daaraan gebonden 3 dezelfde vetzuren. 

Welke soorten vetten kennen we?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat verstaan we onder een meervoudig onverzadigd vetzuur?
A
Een vetzuur met alleen enkele bindingen
B
Een vetzuur met 1 dubbele binding
C
Een vetzuur met 2 of meerdere dubbele bindingen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Een vetzuur met een lange keten heeft een hoger smeltpunt dan een vetzuur met een korte keten.
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Een vetzuur met meerdere dubbele bindingen heeft een hoger smeltpunt dan een vetzuur zonder dubbele bindingen.


A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hydrofoob betekent houden van water. 


A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Lipofiel betekent houden van vet. 


A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Triglyceriden hebben een hydrofiele kop en een hydrofobe staart. 



A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Dat klopt. De kop (glycerol) van het triglyceride is goed in water oplosbaar en de staart (de lange keten van het vetzuur) is niet goed in water oplosbaar. Dit betekent dat wanneer je vet wilt oplossen in water dat dit niet goed zal lukken. Door een emulgator toe te voegen, zal er zich een laagje vormen om de kop van de triglyceriden waardoor deze zich gaan bundelen richting de waterfase en de staarten zich gaan bundelen richting de oliefase.

Welke gewenste veranderingen kunnen er worden bereikt met het veranderen van vet?

Slide 13 - Open vraag

Smeltpunt verhogen met als doel een langere houdbaarheid van
 het product of een steviger product
Andere smelt- en kristallisatie eigenschappen te krijgen
 zonder verandering van smaak en vetzuursamenstelling
Juiste smeerbaarheid door scheiding van vaste en vloeibare
 fase van het vet

Bij het harden vet worden onverzadigde vetten gedeeltelijk omgezet in verzadigde vetten. 


  



A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Verzadigde vetten zijn vooral gevoelig voor vetbederf.

  



A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Onverzadigde vetten, vetbederf vindt plaats naast de dubbele binding. Hoe meer dubbele bindingen, hoe meer kans er is op vetbederf. deze zich gaan bundelen richting de waterfase en de staarten zich gaan bundelen richting de oliefase.

Vetbederf kan plaats vinden onder invloed van ......

Slide 16 - Open vraag

Onder invloed van licht
Onder invloed van zuurstof
Bij onverzadigde vetten, naast de dubbele binding. Onder invloed van hoge temperaturen (kan, niet voorwaardelijk)
 fase van het vet

Noem 1 ongewenste verandering die kan optreden bij frituurvet. 


Slide 17 - Open vraag

1. Oxidatie
Vet reageert met zuurstof. Vetzuren worden  afgebroken. Er ontstaat een ranzige geur. Dit proces kan bij alle temperaturen plaatsvinden, echter gaat het proces sneller bij hogere temperaturen.
Geoxideerd vet heeft de eigenschap dat vers vet sneller zal gaan oxideren. Zout en kruimels kunnen het proces tevens versnellen.
2. Hydrolyse
Vetdeeltjes vallen uiteen onder invloed van water, er ontstaan vrije vetzuren. Het gevolg kan zijn dat het vet eerder gaat
roken, bij een lagere temperatuur.
3. Polymerisatie
Onder invloed van warmte worden afzonderlijke  vetdeeltjes aan elkaar geplakt, zodat er lange ketens worden gevormd. Het gevolg hiervan is dat het vet stroperig wordt. Hoe hoger de temperatuur van het vet, hoe sneller het proces zal verlopen.
Welke andere namen kun je aan vetten geven? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
Fout
Sacchariden
Lipiden
Polypeptiden
Proteïnen
Triglyceride
Aminozuren
Goed

Slide 18 - Sleepvraag

Andere namen voor vetten zijn lipiden of triglyceriden. Sachariden zijn koolhydraten. Cholesterol en fosfolipiden zijn vetachtige stoffen en glyceride is een andere naam voor 1 vetzuur gekoppeld aan een glycerol molecuul

Hoe noem je de bouwstenen van eiwitten?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke 2 kenmerkende groepen moeten aanwezig wil je sprken van een aminozuur ?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke functies kunnen eiwitten hebben in voeding?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Een essentieel aminozuur kan je lichaam zelf aanmaken en hoef je dus niet binnen te krijgen via voeding. 
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Met het denatureren van eiwitten bedoelen we het behouden van de structuur van een eiwit.

A
ja
B
nee

Slide 23 - Quizvraag

De (irreversibele) denaturatie is de onherstelbare schade aan een eiwit. Hierbij verandert de structuur van een eiwit.

Op welke manieren kun je eiwitten denatureren?

Slide 24 - Open vraag

Chemische verandering: De hydrolyse van eiwitten (reactie met water, waardoor eiwitten splitsen) of Maillard reactie
Fysische verandering: Het verhitten of koelen van eiwitten
Mechanische verandering: Het opkloppen van eiwitten
Welke andere namen kun je aan vetten geven? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
Fout
Saccharose
Peptiden
Sacchariden
Triglyceride
Suikers
Glucose
Goed

Slide 25 - Sleepvraag

Sacharose is een disacharide, glucose een monosacharide. Peptiden zijn eiwitten en triglyceriden zijn vetten.

Wat zijn de functies van koolhydraten in voeding?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Oligosachariden zijn hele grote koolhydraten met meer dan 10 monosachariden

A
ja
B
nee

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Glucose, fructose en galactose zijn voorbeelden van monosachariden
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quizvraag

De (irreversibele) denaturatie is de onherstelbare schade aan een eiwit. Hierbij verandert de structuur van een eiwit.

Oligosachariden zijn:
A
Koolhydraten met 3 tot 8 monosachariden
B
Koolhydraten met 3 monosachariden
C
Koolhydraten met 4 monosachariden
D
Koolhydraten met 3 tot 10 monosachariden

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Disachariden ontstaan door de koppeling van twee monosachariden. Dit gebeurt middels een hydrolyse reactie.
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quizvraag

De (irreversibele) denaturatie is de onherstelbare schade aan een eiwit. Hierbij verandert de structuur van een eiwit.

Bij het bakken van een kipfilet ontstaat de bruine kleur door ....
A
Enzymatische bruinkleuring
B
Karamellisatie reactie
C
Maillard reactie

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Als een banaan bruin kleurt gebeurt dit waarschijnlijk door ....
A
Enzymatische bruinkleuring
B
Karamellisatie reactie
C
Maillard reactie

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Tijdens het bakken van brood ontstaat de bruine kleur door ....

A
Enzymatische bruinkleuring
B
Karamellisatie reactie
C
Maillard reactie

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Bij het verwarmen van suiker ontstaat de bruine kleur door ...
A
Enzymatische bruinkleuring
B
Karamellisatie reactie
C
Maillard reactie

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


De relatieve zoetkracht is de zoetkracht van een koolhydraat in vergelijking met zetmeel.
A
ja
B
nee

Slide 35 - Quizvraag

De zoetkracht van andere zoete stoffen wordt vergeleken met de zoetkracht van sacharose = kristalsuiker, die een waarde heeft van 1. 

Een condensatiereactie kun je als volgt weergeven:
A + B --> C + water
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Een hydrolyse is de splitsing van een molecuul waarbij het molecuul reageert met water.
A
ja
B
nee

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hoe kleiner de deeltjes suiker zijn, hoe breder en dunner het product wordt.
A
ja
B
nee

Slide 38 - Quizvraag

Kleinere deeltjes lossen makkelijker op en binden makkelijker met water. Doordat ze makkelijker binden met water is er minder water beschikbaar voor een stevig glutennetwerk en voor zetmeelverstijfseling. Het product zal daardoor meer uitvloeien en dus breder en dunner worden.