Herhaling M2

Oefenopdracht
Op een markt worden producten verhandeld waarbij de volgende gegevens gelden:
Qa = 40p – 400                           Qv = –60p + 3.600
a: Bereken de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid.
b: Teken de vraaglijn & aanbodlijn in 1 grafiek.
Stel dat de prijs op een gegeven moment € 50 wordt.
c: Bereken het aanbodoverschot bij een prijs van € 50.


timer
5:00
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefenopdracht
Op een markt worden producten verhandeld waarbij de volgende gegevens gelden:
Qa = 40p – 400                           Qv = –60p + 3.600
a: Bereken de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid.
b: Teken de vraaglijn & aanbodlijn in 1 grafiek.
Stel dat de prijs op een gegeven moment € 50 wordt.
c: Bereken het aanbodoverschot bij een prijs van € 50.


timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding.
De verschuiving van de lijn kan het gevolg zijn van:
A
lagere kosten per product bij de bedrijven
B
afnemende koopkracht bij de bevolking
C
bevolkingsgroei
D
faillissementen van bedrijven

Slide 2 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding. De verschuiving van de lijn kan het gevolg zijn van:
A
lagere kosten per product bij de bedrijven
B
afnemende koopkracht bij de bevolking
C
bevolkingsgroei
D
faillissementen van bedrijven

Slide 3 - Quizvraag

Verandering langs de vraaglijn
  • Prijsverandering 

Slide 4 - Tekstslide

Verandering van de vraaglijn
  • het inkomen van consument stijgt/daalt
  • de smaak van de consument verandert
  • het aantal consumenten daalt of stijgt
  • de prijs van een concurrent daalt of stijgt
BIJ DEZELFDE PRIJS!

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Gegeven: TK = q^2 + 500. De gemiddelde totale kosten bij 10 stuks zijn:
A
€10
B
€60
C
€50
D
€600

Slide 7 - Quizvraag

Gegeven: TK = 5q2 + 500. De gemiddelde variabele kosten bij 20 stuks zijn:
A
€25
B
€100
C
€125
D
€400

Slide 8 - Quizvraag

Gegeven: TK = 0,5q2 + 500. Bij 50 stuks zijn de vaste kosten per product:
A
€10
B
€25
C
€500
D
€1250

Slide 9 - Quizvraag

Bij welke hoeveelheid is de winst maximaal?
A
10 stuks
B
20 stuks
C
40 stuks
D
80 stuks

Slide 10 - Quizvraag

Het break-evenpunt ligt bij:
A
10 stuks
B
20 stuks
C
40 stuks
D
80 stuks

Slide 11 - Quizvraag

De totale opbrengst in het break-evenpunt is:
A
€40
B
€80
C
€400
D
€1600

Slide 12 - Quizvraag

Bereken de maximale haalbare winst.

Slide 13 - Open vraag

Aan de slag
  • Wat? Naar het examen (blz. 68 tm 76) 1 tm 6
  • hoe? FLUISTEREN
  • Klaar? Nakijken! 

Slide 14 - Tekstslide