HAVO 2 - H4 Taalverzorging 2

H4 Taalverzorging 
4.1 Grammatica
Zinsdelen
4. Samengestelde zinnen ontleden
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H4 Taalverzorging 
4.1 Grammatica
Zinsdelen
4. Samengestelde zinnen ontleden

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling voegwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Wat bedoelen we met 'voegwoorden'?

Slide 3 - Open vraag

Welke twee soorten voegwoorden zijn er?

Slide 4 - Open vraag

Theorie
Nevenschikkende voegwoorden > 
de twee delen van de zin zijn gelijkwaardig

Laat de dokter naar je been kijken want je blijft pijn houden.
Laat de dokter naar je been kijken.
Je blijft pijn houden.







Slide 5 - Tekstslide

Theorie
Onderschikkende voegwoorden > 
de twee delen van de zin zijn NIET gelijkwaardig

Hamid wil dat je hem voor schooltijd ophaalt.
Hamid wil
Je hem voor schooltijd ophaalt > Je haalt hem voor schooltijd op







Slide 6 - Tekstslide

De bel is al gegaan, maar toch ben ik niet te laat. Maar =
A
onderschikkend voegwoord
B
nevenschikkend voegwoord

Slide 7 - Quizvraag

Cato gaat alvast leren, zodat ze goed voorbereid is. Zodat =
A
onderschikkend voegwoord
B
nevenschikkend voegwoord

Slide 8 - Quizvraag

Theorie
Enkelvoudige en samengestelde zinnen.

Een zin met één persoonsvorm is een enkelvoudige zin.
                  
       VB:     De leerling zit achter de laptop.
                   De jongen mag niet meer op de tractor rijden.
                   Het meisje wilde graag shoppen met haar vriendinnen.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de beste manier om de persoonsvorm te vinden?

Slide 10 - Open vraag

Theorie
Een zin met meerdere persoonsvormen noem we een samengestelde zin.

VB: De jongen mag niet meer op de tractor rijden, omdat hij 
       deze gisteren in de sloot parkeerde.
       Het meisje wilde graag shoppen met haar vriendinnen, 
       maar door de coronacrisis was dit onmogelijk.

Slide 11 - Tekstslide

Theorie
Een zin met meerdere persoonsvormen noem we een samengestelde zin.

Als er meer persoonsvormen in een zin voorkomen, dan bestaat de zin uit meer delen. Onderschikkende of nevenschikkende voegwoorden verbinden die delen.

Slide 12 - Tekstslide

Theorie
Een zin met meerdere persoonsvormen noem we een samengestelde zin.

Waar staan de persoonsvormen?
De speler verbetert zijn conditie als de coach hem helpt.
De speler verbetert zijn conditie en kan nu een wedstrijd uitspelen.

Slide 13 - Tekstslide

Theorie
Waar staan de persoonsvormen?
De speler verbetert zijn conditie en kan nu een wedstrijd uitspelen.

Als een nevenschikkend voegwoord de delen van een zin verbindt, dan staat de persoonsvorm in elk van de delen op de eerste of tweede plaats. 

Slide 14 - Tekstslide

Theorie
Waar staan de persoonsvormen?
De speler verbetert zijn conditie als de coach hem helpt.

Als een onderschikkend voegwoord de delen van een zin verbindt, dan staat de persoonsvorm in een van de delen op de eerste of tweede plaats en in het ander deel op een andere plaats.

Slide 15 - Tekstslide

HIER VERDER Theorie
Waar staan de persoonsvormen?
De speler verbetert zijn conditie als de coach hem helpt.

Als een onderschikkend voegwoord de delen van een zin verbindt, dan staat de persoonsvorm in een van de delen op de eerste of tweede plaats en in het ander deel op een andere plaats.

Slide 16 - Tekstslide

Theorie
Een samengestelde zin heeft altijd een hoofdzin
Een hoofdzin is een zelfstandige zin.

Een samengestelde zin kan een bijzin hebben.
Een bijzin is afhankelijk van een hoofdzin.

                                  De jongen mag niet meer op de tractor rijden 
                                                         omdat hij deze gisteren in de sloot parkeerde.


Slide 17 - Tekstslide

Theorie
Een samengestelde zin heeft altijd een hoofdzin.

Een samengestelde zin kan uit meerdere hoofdzinnen bestaan.

Een samengestelde zin uit een hoofdzin en één of meerdere bijzinnen hebben.

Een samengestelde zin kan uit meerdere hoofdzinnen bestaan met ook nog één of meerdere bijzinnen.


Slide 18 - Tekstslide

Theorie
Hoe herken je een hoofdzin en hoe een bijzin in een zin?

Stappenplan
1.  Zoek de pv
2. Zoek het ow
3. Kan het woordje 'niet' of 'nooit' niet tussen pv en ow --> hoofdzin
     Kan het woordje 'niet' of 'nooit' wel tussen pv en ow --> bijzin


Slide 19 - Tekstslide

Theorie
Hoe herken je een hoofdzin en hoe een bijzin in een zin?

Antwoord
--> In een hoofdzin kun je niets tussen ond en pv zetten; in een bijzin wel (bijvoorbeeld “nooit”/ “niet”)

De jongen (ow) mag (pv) niet meer op de tractor rijden 
                         omdat hij (ow) deze gisteren [niet] in de sloot parkeerde (pv).


Slide 20 - Tekstslide

Ik vertrouw die politicus niet, omdat hij al vaak gelogen heeft.
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 21 - Quizvraag

Jan ziet Elly achter het raam en Wieke ziet Jan op de fiets.

A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 22 - Quizvraag

De tuin is nat, doordat het regent.

A
hoofdzin + hoofzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 23 - Quizvraag

Het meisje slaat haar zusje en zij stompt haar broertje, omdat ze stom doen.


A
hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
hoofdzin + bijzin + bijzin

Slide 24 - Quizvraag

Leerdoelen
Je kunt herkennen:

                                 - hoofd- en bijzinnen herkennen in                        
                                    samengestelde zinnen
                                       

Slide 25 - Tekstslide

Bedenk een samengestelde zin
Geef aan uit welke delen (hoofdzinnen/bijzinnen) deze bestaat.

Slide 26 - Open vraag

Huiswerk
Nieuw Nederlands 6e editie
1 havo/vwo

Grammatica zinsdelen H5. Samengestelde zinnen

Slide 27 - Tekstslide