Blok 5 Grammatica 5.5 en 5.6

Welkom!
  1. Pak je spullen (leerboek, leesboek, schrift, takenkaart, agenda en etui).
  2. Zorg ervoor dat je telefoon niet te zien en te horen is. 
  3. Log in bij lessonup.app
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom!
  1. Pak je spullen (leerboek, leesboek, schrift, takenkaart, agenda en etui).
  2. Zorg ervoor dat je telefoon niet te zien en te horen is. 
  3. Log in bij lessonup.app

Slide 1 - Tekstslide

Blok 5 Grammatica

5.5  zinsdelen
5.6 onderwerp

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les
Wat is de Persoonsvorm (pv) en het werkwoordelijk gezegde (wwg)?

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg over zinsdelen
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.
Uitleg over zinsdelen
- Een zin is eigenlijk een bouwplan met allemaal zinsdelen.
Een zinsdeel kan uit 1 woord bestaan, maar vaak heeft een zinsdeel meer woorden.
Een zinsdeel kan ook van plaats wisselen in de zin.

Kijk maar naar het voorbeeld:





Je kunt ook het 'wanneer' en het 'waar' invullen.


wie doet het?
wat gebeurt er?
Wanneer?
Waar?
Wat?
Ruben
leert
vandaag
op zijn kamer
de topo

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg over zinsdelen
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.
Uitleg over zinsdelen
- Een zindeel kan ook van plaats wisselen in de zin.
   De woorden in een zinsdeel blijven wel bij elkaar.

  • Ruben | leert                | in de morgen | op zijn kamer | zijn topo.
     wie       | wat gebeurt  | wanneer          |  waar                 | wat

  • Op zijn kamer | leert               | Ruben | zijn topo | in de morgen.
       waar                 | wat gebeurt|  wie      |   wat         | wanneer     

  • Zijn topo | leert                | Ruben | op zijn kamer | in de morgen.
       wat         | wat gebeurt |  wie      |   waar |              |   wanneer

  • In de morgen | leert                 | Ruben | zijn topo | op zijn kamer.
         wanneer       |  wat gebeurt |  wie | wat |  waar


Slide 5 - Tekstslide

Het onderwerp (ond)
  • Je weet al wat een werkwoord is. Een werkwoord is een doe-woord.
    De werkwoorden in de zin vertellen wat er gedaan wordt of wat er gebeurt.

  • Het onderwerp (ond) in een zin vertelt wie of wat dat doet. 
  • Het onderwerp is een zinsdeel. 
  • Het onderwerp en persoonsvorm/werkwoordelijk gezegde horen bij elkaar.
    Denk maar aan de zin: Ruben leert zijn topo.


Slide 6 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp (ond)?

  1. Je zoekt altijd eerst naar het pv/wwg.

  2. Daarna stel je de vraag: wie of wat + pv/wwg?

  3. Het antwoord is dan het onderwerp(ond).


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Even oefenen
Zoek van de volgende zinnen het onderwerp (ond)

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het ond in de zin:

De man heeft de nieuwe auto toch niet gekocht.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het ond in de zin:

De oude man kon hem niet betalen.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het ond in de zin:

Waarom heb jij die pen niet aan haar gegeven?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het ond in de zin:

De kast staat nu in mijn moeders kamer.

Slide 13 - Open vraag

Uitleg over zinsdelen
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.
Nog even kijken naar het bouwplan en de zinsdelen.
- Een zin is eigenlijk een bouwplan met allemaal zinsdelen.






De zinsdelen kunnen van plek verwisselen, maar de woorden blijven bij elkaar.
wie doet het?
wat gebeurt er?
Wanneer?
Waar?
Wat?
Ruben
leert
vandaag
op school
zijn topo
onderwerp
persoonsvorm
bepaling
bepaling
lijdend voorwerp

Slide 14 - Tekstslide

Einde van de les.

Slide 15 - Tekstslide

Einde van de les.

Slide 16 - Tekstslide