Blok 4 Grammatica 8 maart 2C KADER

Blok 4 Grammatica

4.4 Zinsdelen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Blok 4 Grammatica

4.4 Zinsdelen

Slide 1 - Tekstslide

Uitleg over zinsdelen
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.
Uitleg over zinsdelen en het bouwplan
- Werkwoorden zijn doe-woorden

Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt (het WWG)

Bijvoorbeeld:
- leert   - eet    - ruimt  - zingt  - maken

 Maar alleen met een werkwoord heb je nog geen zin!

Je moet er nog een stukje aan toevoegen, namelijk wie het doet. (het OND)

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg over zinsdelen
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.
Uitleg over zinsdelen
- Een zin bestaat in elk geval uit twee basisdelen.
  • een deel dat 'zegt' wat er gebeurt (= het werkwoordelijk gezegde)
  • een deel dat 'zegt' wie dit doet (=het onderwerp)

  • Om elk deel duidelijk te maken, zet ik ze tussen '|' 

Bijvoorbeeld:
- Ruben | leert   - De hond | eet   - De juf | ruimt op   - De zanger | zingt   - zij | maken

Je weet nu wie leert, wie eet, wie ruimt op, wie zingt of wie maakt


Slide 3 - Tekstslide

| = shift en toets boven de enter-toets

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg over zinsdelen
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.
Uitleg over zinsdelen
  • Soms moet je 'wat' toevoegen om een goede zin te krijgen (het lijdend voorwerp)
Je kunt je bijvoorbeeld afvragen:  wat + wwg + ond?

- Wat leert Ruben?             - Wat eet de hond?    - Wat zingt de zanger?

- Ruben | leert | zijn topo. - De hond | slaapt | overdag.  - De zanger | zingt | een lied.

Je 'bouwt' met de stukjes informatie een zin. De zin wordt steeds langer.

Je noemt deze stukjes zinsdelen.

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg over zinsdelen
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.
Uitleg over zinsdelen
- Een zin is eigenlijk een bouwplan met allemaal zinsdelen.
Een zinsdeel kan uit 1 woord bestaan, maar vaak heeft een zinsdeel meer woorden.

Kijk maar naar het voorbeeld:






Je kunt ook het 'wanneer' en het 'waar' invullen.


OND
WWG
LV
wie doet het?
wat gebeurt er?
Wanneer?
Waar?
Wat?
Ruben
leert
zijn topo

Slide 6 - Tekstslide

Met de zinsdelen gaan we oefenen
Maak steeds de zin af door er steeds één zinsdeel aan toe te voegen.

Schrijf op wat er in je opkomt.

Slide 7 - Tekstslide

De aap | at |....

Slide 8 - Woordweb

Mijn oma | pakt | ......

Slide 9 - Woordweb

De loogieter | repareert| .....

Slide 10 - Woordweb

De dief | steelt | .....

Slide 11 - Woordweb

Neem de zin over en voeg een zinsdeel met 'wat' (LV) toe aan de zin:
De vogels | bouwen | ..................

Vergeet de | niet tussen de zinsdelen

Slide 12 - Open vraag

Neem de zin over en voeg een zinsdeel met 'wat' (LV) toe aan de zin:
Sara| bespeelt | ..................

Vergeet de | niet tussen de zinsdelen

Slide 13 - Open vraag

Neem de zin over en voeg een zinsdeel met 'wat' (LV) toe aan de zin:
De juf vertelt ..................

Vergeet de | niet tussen de zinsdelen

Slide 14 - Open vraag

Neem de zin over en voeg een zinsdeel met 'wat' (LV) toe aan de zin:
De jongens lenen ..................

Vergeet de | niet tussen de zinsdelen

Slide 15 - Open vraag

Neem de zin over en voeg een zinsdeel met 'wat' toe aan de zin:
De loodgieter maakt ..........

Vergeet de | niet tussen de zinsdelen

Slide 16 - Open vraag

Neem de zin over en zet | tussen de zinsdelen:

De voetballer maakte een doelpunt.

Slide 17 - Open vraag

antwoord
  •                           De voetballer | maakte  | een doelpunt.|
  •                                        | ond      | wwg        | lv |

Slide 18 - Tekstslide

Neem de zin over en zet | tussen de zinsdelen:

Wil jij mijn fiets lenen?

Slide 19 - Open vraag

antwoord
  •                           Wil | jij      | mijn fiets | lenen?
  •                        wwg | ond |       lv            | wwg |

Slide 20 - Tekstslide

Neem de zin over en zet | tussen de zinsdelen:

De rapper heeft een nieuw nummer opgenomen.

Slide 21 - Open vraag

antwoord
  •             De rapper | heeft | een nieuw nummer | opgenomen.
  •                        ond  |  wwg  |                      lv                 |    wwg |

Slide 22 - Tekstslide

Neem de zin over en zet | tussen de zinsdelen:

Zal ik het woordenboek pakken?

Slide 23 - Open vraag

antwoord
  •               Zal    |  ik       | het woordenboek | pakken?
  •               wwg |  ond  |                 lv                   |    wwg |

Slide 24 - Tekstslide

Neem de zin over en zet | tussen de zinsdelen:

Ruimen de leerlingen de spullen op?

Slide 25 - Open vraag

antwoord
  •               Ruimen | de leerlingen | de spullen | op?      |
  •                      wwg |           ond          |    lv                 |    wwg |

  • opruimen is een samengesteld werkwoord

Slide 26 - Tekstslide

Neem de zin over en zet | tussen de zinsdelen:

Kevin helpt zijn moeder.

Slide 27 - Open vraag

antwoord
  •               Kevin | helpt | zijn moeder  |
  •                  ond  |  wwg |   lv                    |  

  • soms moet je 'wie  + wwg + ond ? om het lv te vinden. 

Slide 28 - Tekstslide

Neem de zin over en zet | tussen de zinsdelen:

Mijn vader moppert iets tegen mijn zusje in de hal.

Slide 29 - Open vraag

antwoord
  •               Kevin | helpt | zijn moeder  |
  •                  ond  |  wwg |   lv                    |  

  • soms moet je 'wie  + wwg + ond ? om het lv te vinden. 

Slide 30 - Tekstslide

Neem de zin over en zet | tussen de zinsdelen:

Het verliefde stelletje liep op het strand.

Slide 31 - Open vraag

antwoord
  •               Het verliefde stelletje |  liep | op het strand. 
  •                                                   ond  |  wwg |   ??

  • Hier is er geen lv, maar een 'waar'.  

Slide 32 - Tekstslide

Als laatste dan: maak zelf een zin met de zinsdelen:
ond | wwg | lv

Vergeet de | niet tussen de zinsdelen
Je kiest zelf in welke volgorde de zinsdelen staan.

Slide 33 - Open vraag

Wat heb je geleerd
  • wat een bouwplan is
  • wat zinsdelen zijn
  • welke zinsdelen je hebt  (ond - wwg - lv)

Slide 34 - Tekstslide

Einde van de les
Had je je recept schrijfopdracht niet af,
dan heb je maandag 8 maart als laatste kans!

Slide 35 - Tekstslide