Mijn proefles

Examentraining
Cultuur van de Burgerij, Modernisme en Massacultuur
Yara van der Velde – H5 – 2020/2021

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Kunst, DramaMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Examentraining
Cultuur van de Burgerij, Modernisme en Massacultuur
Yara van der Velde – H5 – 2020/2021

Slide 1 - Tekstslide

Examen Kunst Algemeen

Slide 2 - Woordweb

0 de acteerstijl (mimiek) is overdreven
0 De personages zijn stereotiep.
0 Er wordt veel gebruik gemaakt van close-ups om de mimiek/emoties beter in beeld te brengen
0 Er zijn veel overdreven / grote emoties
0 Er is een cliffhanger om de spanning op te bouwen
0 De muziek kent extreme dynamieken (zwelt aan zodra de spanning in de dialoog toeneemt) en/of volgt de spanning van de dialoog tussen de personages (vergroot de emoties van de personages uit).

Over welk discipline gaan deze antwoorden?
A
Theater
B
Dans
C
Film
D
Beeldend

Slide 3 - Quizvraag

0 de acteerstijl (mimiek) is overdreven
0 De personages zijn stereotiep.
0 Er wordt veel gebruik gemaakt van close-ups om de mimiek/emoties beter in beeld te brengen
0 Er zijn veel overdreven / grote emoties
0 Er is een cliffhanger om de spanning op te bouwen
0 De muziek kent extreme dynamieken (zwelt aan zodra de spanning in de dialoog toeneemt) en/of volgt de spanning van de dialoog tussen de personages (vergroot de emoties van de personages uit).

Bij welke vraag horen deze antwoorden?
A
Welke kenmerken horen bij een soap?
B
Wat is kenmerkend aan de speelstijl van de absurdist Beckett?
C
Welke kenmerken horen bij een musical?
D
Wat valt op aan de enscenering van de musical West Side Story?

Slide 4 - Quizvraag

- Popart was figuratief (en daarmee makkelijk te begrijpen, te ‘lezen’)
- De onderwerpen van Popart kwamen uit de directe leefomgeving van het publiek.
- Popart was meestal kleurrijk waardoor het veel mensen aansprak
- Popart was speels en humoristisch
- Popart had (meestal) geen grote pretenties

Welke vraag past hierbij?

Slide 5 - Open vraag

- (de groei van een) consumptiemaatschappij
- (de groei van de) massamedia
- (de professionalisering van) reclame en marketing
- (de groei van een) vermaakindustrie
- (het ontstaan van een) (populaire) jeugdcultuur

Welke vraag past hierbij?

Slide 6 - Open vraag

Wat voor vragen kan je verwachten:

1. Cultuurhistorische context

Bijv.: Vanuit welke religieuze opvatting vernielden de calvinisten interieurs van katholieke kerken?
Bijv.: Vanuit welke motivatie zochten kunstenaars aan het begin van de 20e eeuw samenwerking buiten eigen kunstdiscipline?

Slide 7 - Tekstslide

Wat voor vragen kan je verwachten?

2. Discipline-specifiek
Bijv.: Noem drie onderwerpen die typerend zijn voor de Hollandse schilderkunst uit de 17e eeuw. 
Bijv.: Geef twee redenen waarom juist het theater een geschikte plek was voor artistiek vernieuwende ideeën.

Slide 8 - Tekstslide

Wat voor vragen kan je verwachten?
3. Kunstanalyse
Bijv.: Noem drie vormgevingsaspecten waardoor duidelijk wordt dat Jezus de hoofdpersoon is op het schilderij.
Bijv.: Noem vier aspecten van de muziek waardoor deze weinig opvalt.
Bijv.: Geef twee kenmerken van het stuk die absurd genoemd kunnen worden.

Slide 9 - Tekstslide

Wat voor vragen kan je verwachten?

4. Begrippen
Bijv.: Geef aan wat een vervreemdingseffect is. Geef vervolgens aan met welk doel Brecht gebruik maakte van de vervreemdingseffecten.

Slide 10 - Tekstslide

Zelf aan de slag met....

JOOST VAN DEN VONDEL

GIJSBRECHT VAN AEMSTEL (1637)

Pagina: 28-29 en 34-35

Slide 11 - Tekstslide

Examenvragen beantwoorden
1. Vorm een tweetal
2. Spreek af wie de even, en wie de oneven vragen maakt
3. Geef antwoord alsof het een echt examen is

Klaar? Kijk bij elkaar de vragen na. 

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 1
 In het begin van de zeventiende eeuw was Amsterdam een snel in aanzien groeiende wereldstad die een bloei op cultureel gebied beleefde.


2p Beschrijf twee factoren die de bloei van de cultuur in Amsterdam in de zeventiende eeuw bevorderden.

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 1
 In het begin van de zeventiende eeuw was Amsterdam een snel in aanzien groeiende wereldstad die een bloei op cultureel gebied beleefde.


2p Beschrijf twee factoren die de bloei van de cultuur in Amsterdam in de zeventiende eeuw bevorderden.

Vraag 1 maximumscore 2

 
twee van de volgende:
− De grote financiële rijkdom in de zeventiende eeuw gaf de Amsterdamse burgers de mogelijkheid om meer geld en tijd te spenderen aan cultuur (in de vorm van bijvoorbeeld amusement, geestelijke ontwikkeling, architectuur en kleding).
− De status van economische grootmacht (die de Republiek en Amsterdam in de zeventiende eeuw waren) gaf impulsen om zich ook op cultureel gebied als grootmacht te presenteren (bijvoorbeeld met de bouw van het huidige Paleis op de Dam of de bouw van een schouwburg).
− Dankzij de vele handelscontacten werd de cultuur verrijkt met buitenlandse invloeden.
− De vele immigranten in Amsterdam gaven nieuwe impulsen op cultureel gebied.

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 2 tekst 1
Door de opbloei van het culturele leven ontstond er in Amsterdam in de zeventiende eeuw de behoefte aan een permanent theatergebouw. Toen dit gebouw eind 1637 voltooid werd, waren de Amsterdamse burgers trots op hun nieuwe schouwburg.

1p Geef aan de hand van tekst 1 een verklaring voor deze trots.


Slide 15 - Tekstslide

Vraag 2 tekst 1
Door de opbloei van het culturele leven ontstond er in Amsterdam in de zeventiende eeuw de behoefte aan een permanent theatergebouw. Toen dit gebouw eind 1637 voltooid werd, waren de Amsterdamse burgers trots op hun nieuwe schouwburg.

1p Geef aan de hand van tekst 1 een verklaring voor deze trots.


Vraag 2 maximumscore 1

 
een van de volgende:
− De schouwburg was ontworpen naar Italiaans voorbeeld en voldeed daarmee aan de laatste (internationale) trends.
− De schouwburg werd van steen gebouwd en voldeed daarmee aan de hoogste normen.
− De inkomsten van de schouwburg kwamen ten goede aan een sociaal doel, het Weeshuis en het Oudemannenhuis.

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 3 tekst 2
Voor de opening van de nieuwe schouwburg schreef Joost van den Vondel de Gijsbreght van Aemstel. Vondel presenteerde zich met dit toneelstuk als een geleerd kunstenaar. Hij verwerkte verschillende bronnen in de Gijsbreght van Aemstel.

2p Noem twee bronnen die Vondel in het stuk verwerkte

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 3 tekst 2
Voor de opening van de nieuwe schouwburg schreef Joost van den Vondel de Gijsbreght van Aemstel. Vondel presenteerde zich met dit toneelstuk als een geleerd kunstenaar. Hij verwerkte verschillende bronnen in de Gijsbreght van Aemstel.

2p Noem twee bronnen die Vondel in het stuk verwerkte

Vraag 3 maximumscore 2

twee van de volgende:
− de geschiedenis van de stad Amsterdam
− de klassieke mythologie (de Ilias van Homerus)
− de Bijbel

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 4 tekst 2
Het verhaal van de Gijsbreght van Aemstel speelt zich af rond 1300. Amsterdam was toen nauwelijks meer dan een gehucht met ongeveer duizend inwoners. Vondel doet in zijn toneelstuk echter of Amsterdam dan al de grote stad uit de zeventiende eeuw is.

1p Geef een verklaring voor deze ingreep van Vondel.

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 4 tekst 2
Het verhaal van de Gijsbreght van Aemstel speelt zich af rond 1300. Amsterdam was toen nauwelijks meer dan een gehucht met ongeveer duizend inwoners. Vondel doet in zijn toneelstuk echter of Amsterdam dan al de grote stad uit de zeventiende eeuw is.

1p Geef een verklaring voor deze ingreep van Vondel.
Vraag 4 maximumscore 1

 
een van de volgende:
− De strijd om Amsterdam werd heldhaftiger als de stad groot was.
− Op deze wijze kon het publiek zichzelf en/of de stad makkelijker herkennen in het stuk.
− Amsterdam was zo beter vergelijkbaar met de beroemde stad Troje.

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 5 afbeelding 1
In de tweede helft van de zeventiende eeuw ging kunst- en vliegwerk een steeds belangrijkere rol spelen in het theater. [...] Een voorbeeld van zo'n machine is de wolk waarin de engel Rafaël neerdaalt op het toneel in de Gijsbreght van Aemstel (afbeelding 1).
Dergelijk spektakel in het theater strookte niet met de opvattingen van de rederijkers.

2p Beschrijf het ideaal van de rederijkers en formuleer hun mogelijke bezwaar tegen dergelijk spektakel.


Slide 21 - Tekstslide

Vraag 5 afbeelding 1
In de tweede helft van de zeventiende eeuw ging kunst- en vliegwerk een steeds belangrijkere rol spelen in het theater. [...] Een voorbeeld van zo'n machine is de wolk waarin de engel Rafaël neerdaalt op het toneel in de Gijsbreght van Aemstel (afbeelding 1).
Dergelijk spektakel in het theater strookte niet met de opvattingen van de rederijkers.

2p Beschrijf het ideaal van de rederijkers en formuleer hun mogelijke bezwaar tegen dergelijk spektakel.


Vraag 5 maximumscore 2

 
• Het ideaal van de rederijkers was het beoefenen en bevorderen van de welsprekendheid/retorica (het rijmen, het zuiveren, het verrijken en het versieren van de Nederlandse taal)
• Het spektakel zou de aandacht afleiden van de tekst / de taal die voor de rederijkers centraal stond

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 6
De Gijsbreght van Aemstel zou eigenlijk voor het eerst met Kerstmis (26 december 1637) gespeeld worden. De eerste uitvoering vond echter pas plaats op 3 januari. Het uitstel werd veroorzaakt door kritiek op het stuk, het zou te veel katholieke elementen bevatten.

1p Geef aan waarom het stuk op dit punt werd bekritiseerd.

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 6
De Gijsbreght van Aemstel zou eigenlijk voor het eerst met Kerstmis (26 december 1637) gespeeld worden. De eerste uitvoering vond echter pas plaats op 3 januari. Het uitstel werd veroorzaakt door kritiek op het stuk, het zou te veel katholieke elementen bevatten.

1p Geef aan waarom het stuk op dit punt werd bekritiseerd.
Vraag 6 maximumscore 1

 
een van de volgende:
− In het overwegend protestantse Amsterdam was men tegen openbare uitingen van het katholieke geloof.
− Katholiek stond voor vijandelijk, want de (overwegend protestantse) Republiek was nog in (de tachtigjarige) oorlog met het katholieke Spanje.


Slide 24 - Tekstslide

Welke fout(en) heb jij hier of bij een eerdere KUA toets gemaakt?

Slide 25 - Open vraag

Puntenkillers:
- Niet beantwoorden wat er wordt gevraagd
- Slechts één kenmerk/voorbeeld geven als er twee worden gevraagd
- Wat je ziet en/of wat het effect is vergeten te vermelden
- Bron niet gebruiken
- Met 1 woord antwoorden (leg uit!)

Slide 26 - Tekstslide

Wat wil je de laatste les nog behandelen?

Denk aan de soorten vragen: context, begrippen, analyse, discipline-specifiek, een tijdvak, etc.

Slide 27 - Open vraag