AE H8

• Algemene economie
• MBO
• Studiejaar 4

Bij de marktvorm monopolie is er sprake van

1. één aanbieder
2. enkele aanbieders
3. veel aanbieders

Een monopolist heeft
veel of weinig invloed op de prijs.

1. veel invloed
2. weinig invloed

Een negatief verband tussen P en Qv betekent dat bij een prijsstijging de gevraagde hoeveelheid (Qv)

1. daalt
2. stijgt

Bij oligopolie is er sprake van

1. één aanbieder
2. enkele aanbieders
3. veel aanbieders

Oligopolisten concurreren over het algemeen

1. wel met de prijs
2. niet met de prijs

De marktvorm volledige mededinging (volkomen concurrentie) kent

1. één aanbieder
2. enkele aanbieders
3. veel aanbieders

De marktvorm
monopolistische concurrentie kent

1. één aanbieder
2. enkele aanbieders
3. veel aanbieders

De goederen bij monopolistische concurrentie zijn

1. homogeen van aard
2. heterogeen van aard

Als de prijs van een goed stijgt

1. stijgt de aangeboden hoeveelheid
2. daalt de aangeboden hoeveelheid

Bij een minimumprijs is een prijs die zit

1. boven de evenwichtssituatie
2. onder de evenwichtssituatie

Bij een minimumprijs ontstaat er een

1. aanbodoverschot
2. vraagoverschot

Er zijn in de wereld 3 vliegtuigbouwers.
Er is sprake van de marktvorm

1. monopolie
2. oligopolie
3. volkomen concurrentie
4. monopolistische concurrentie

De aanbieder bij volkomen concurrentie (volledige mededinging) heeft veel of weinig op de prijs

1. veel invloed op de prijs
2. weinig invloed op de prijs

Het verband tussen de Prijs (P) en aangeboden hoeveelheid (Qa) is

1. negatief
2. positief

Als de inkomens in een land stijgen dan is er sprake van een verschuiving

1. van de vraaglijn
2. langs de vraaglijn

Een minimumprijs is een prijs ter bescherming van de

1. consument
2. producent

Bij belastingen staat de
afkorting IB voor