5v zuren en basen vragen

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat is de definitie van een zuur:
A
Een deeltje dat een proton kan opnemen.
B
Een deeltje dat een H+ ion kan afstaan.
C
Een deeltje met een pH kleiner dan 7.
D
Een deeltje dat betrokken is in een zuur-base reactie.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de juiste notatie voor de stof magnesiumsulfide
A
MgSO4(s)
B
Mg++SO4
C
MgS(s)
D
MgSO3(aq)

Slide 4 - Quizvraag

Geef de juiste deeltjes notatie:
Een oplossing van keukenzout.

let op, niet alles is in sub/super-script, kies de beste..

A
keukenzout (opl)
B
NaCl (aq)
C
2Na(aq)+Cl2(aq)
D
Na+(aq)+Cl(aq)

Slide 5 - Quizvraag

Geef de vergelijking van de reactie tussen een overmaat zoutzuur en ijzer(III)oxide

Slide 6 - Open vraag

Geef de juiste notatie van een oplossing van salpeterzuur
A
HNO2(aq)
B
HNO3(aq)
C
H3O+(aq)+NO2(aq)
D
H3O+(aq)+NO3(aq)

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Geef de juiste notatie van een oplossing van azijnzuur.
A
CH3COOH(aq)
B
CHOOH(aq)
C
CH3COO(aq)+H3O+(aq)
D
CHOO(aq)+H3O+(aq)

Slide 9 - Quizvraag

Geef de juiste notatie van een oplossing van natriumsulfiet
A
NaSO4(aq)
B
Na2SO3(aq)
C
2Na+(aq)+So32.(aq)
D
2Na+(aq)+SO32.(aq)

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Geef de juiste deeltjesnotatie bij:
een oplossing van natriumoxide
A
Na+(aq)+OH(aq)
B
Na2O(aq)
C
2Na+(aq)+O2.(aq)
D
NO2(aq)

Slide 13 - Quizvraag

Geef de juiste deeltjesnotatie van natronloog.
A
Na+(aq)+OH(aq)
B
2Na+(aq)+O2.(aq)
C
Na+(aq)+ClO(aq)
D
NaClO(aq)

Slide 14 - Quizvraag

Het zout zilverchloride wordt toegevoegd aan water. Geef de juiste deeltjesinventarisatie:
A
Ag+(aq),Cl(aq),H2O(l)
B
AgCl(s),H2O(l)
C
Ag+(aq),HCl(aq),OH(aq)
D
Ag(s),Cl2(g),H2O(l)

Slide 15 - Quizvraag

De gassen ammoniak en waterstofchloride zijn bij een temperatuur van 25 °C in evenwicht met ammoniumchloride NH3(g) + HCI(g) ⇆ NH4Cl(s).
Wat is hier de evenwichtsvoorwaarde K ?
A
K= 1 / [NH3] [HCl]
B
K= 1/[NH3] + [HCl]
C
K= [NH4Cl]/[NH3] [HCl]
D
K= [NH3] [HCl]

Slide 16 - Quizvraag

Er bestaan evenwichtsreacties en aflopende reacties.
Welke bewering over evenwichtsreacties en aflopende reacties is juist?
A
Bij evenwicht is de reactiesnelheid nul.
B
Bij evenwicht zijn de concentraties voor en na de pijl gelijk.
C
Aflopende reacties hebben altijd een katalysator nodig.
D
Een aflopende reactie gaat door totdat een van de beginstoffen op is.

Slide 17 - Quizvraag

Geef de juiste formule van zoutzuur.
A
HCl (aq)
B
HCl(g)
C
H3O+(aq)+Cl(aq)
D
H3O+(aq)+H2O(l)

Slide 18 - Quizvraag

Geef de vergelijking van de reactie tussen calciumcarbonaat en een overmaat ethaanzuur (aq).

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Video

Bereken de pH van:
0,034 M zoutzuur
A
1,47
B
0,45
C
1,46
D
-1,47

Slide 21 - Quizvraag

Bereken de pOH van een 0,0040 M natronloog: Na+ (aq) + OH-(aq)
A
11,60
B
0,99
C
3,12
D
2,40

Slide 22 - Quizvraag

Er wordt 1,0 gram natriumhydroxide opgelost in 250 mL water. Bereken de pH. (BiNaS)
A
1,00
B
0,10
C
13,00
D
12,00

Slide 23 - Quizvraag

een zure oplossing heeft een pH van 3,43 Bereken [H3O+]
A
?
B
2,69x10^3 M
C
3,72x10^-4 M
D
0,54 M

Slide 24 - Quizvraag

Een basische oplossing heeft een pH van 12,00.
Bereken [OH-]
A
0,01 M
B
1x10^-12 M
C
-1,00 M
D
2x10-2M

Slide 25 - Quizvraag