4H oefenopdrachten Regeling, waarneming & Beweging

300 jaar voor Chr deed Herophilus onderzoek naar hersenen en zenuwen. Hij zag dat sommige beschadigingen van zenuwen leidden tot verlamming, andere tot gevoelloosheid. Tegenwoordig maken we onderscheid tussen sensorische en motorische zenuwcellen en schakelcellen.

1. Welke van deze typen zenuwcellen komen voor in de zenuwen die Herophilus heeft gezien?
A
alleen motorische zenuwcellen en schakelcellen
B
alleen motorische zenuwcellen en sensorische zenuwcellen
C
alleen schakelcellen en sensorische zenuwcellen
D
D) motorische zenuwcellen, schakelcellen en sensorische zenuwcellen
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

300 jaar voor Chr deed Herophilus onderzoek naar hersenen en zenuwen. Hij zag dat sommige beschadigingen van zenuwen leidden tot verlamming, andere tot gevoelloosheid. Tegenwoordig maken we onderscheid tussen sensorische en motorische zenuwcellen en schakelcellen.

1. Welke van deze typen zenuwcellen komen voor in de zenuwen die Herophilus heeft gezien?
A
alleen motorische zenuwcellen en schakelcellen
B
alleen motorische zenuwcellen en sensorische zenuwcellen
C
alleen schakelcellen en sensorische zenuwcellen
D
D) motorische zenuwcellen, schakelcellen en sensorische zenuwcellen

Slide 1 - Quizvraag

B

Slide 2 - Tekstslide

Heeft één van de beide delen van het autonome zenuwstelsel tijdens het slapen een grotere invloed op het functioneren van het ademhalingsstelsel en het bloedvatenstelsel dan tijdens het hardlopen?

A
Nee, de invloed van beide delen is tijdens het slapen en tijdens het trimmen gelijk.
B
Ja, tijdens het slapen heeft het orthosympathische deel een grotere invloed.
C
Ja, tijdens het slapen heeft het parasympathische deel een grotere invloed.

Slide 3 - Quizvraag

C

Slide 4 - Tekstslide

Afbeelding 1 geeft schematisch een doorsnede van het
ruggenmerg van de mens weer met enkele zenuwcellen.
Uitlopers van deze zenuwcellen vormen verbindingen tussen
het ruggenmerg en een bovenarm. Vier zenuwceluitlopers zijn
met cijfers aangegeven.

Welke van de aangegeven uitlopers zijn uitlopers van motorische zenuwcellen?
A
alleen de zenuwceluitlopers 1 en 2
B
alleen de zenuwceluitlopers 2 en 3
C
alleen de zenuwceluitlopers 3 en 4
D
de zenuwceluitlopers 1, 2, 3 en 4

Slide 5 - Quizvraag

B

deze uitlopers komen uit het motorische deel van het ruggenmerg en gaan naar de spiervezels.

Slide 6 - Tekstslide

De PET-scan techniek maakt het mogelijk de doorbloeding van verschillende hersengebieden in beeld te brengen. De doorbloeding wordt beschouwd als een maat voor de activiteit.
In de hersenen zijn het centrum van Broca en het centrum van Wernicke betrokken bij het spreken en luisteren. Als je zelf praat, worden vooral vanuit het centrum van Broca impulsen gestuurd naar stembanden, lippen en tong. Als er tegen je wordt gepraat, word je je hiervan bewust en vindt de herkenning van de stem vooral plaats in het centrum van Wernicke.
Is op grond van deze gegevens het centrum van Broca vooral motorisch of vooral sensorisch te noemen? En het centrum van Wernicke?
Broca Wernicke
A
motorisch motorisch
B
motorisch sensorisch
C
sensorisch motorisch
D
sensorisch sensorisch

Slide 7 - Quizvraag

B
Broca: impulsen naar stembanden, lippen en tong. Die zorgen voor de spraak door middel van bewegingen. Herkennen van stemmen e.d. gebeurt via zintuigen.

Slide 8 - Tekstslide

In de hersenen zijn het centrum van Broca en het centrum van Wernicke betrokken bij het spreken en luisteren. Als je zelf praat, worden vooral vanuit het centrum van Broca impulsen gestuurd naar stembanden, lippen en tong. Als er tegen je wordt gepraat, word je je hiervan bewust en vindt de herkenning van de stem vooral plaats in het centrum van Wernicke.
Als iemand tegen je praat, vinden op dat moment, als gevolg daarvan, veranderingen plaats in het centrum van Wernicke. Hierover worden drie beweringen gedaan.
1. Het aantal synapsen tussen zenuwcellen neemt daar dan toe.
2. Het aantal impulsen per tijdseenheid neemt daar dan toe.
3. Het verbruik van glucose in de zenuwcellen neemt daar dan toe.
Welke van deze beweringen is of zijn juist?
A
alleen 3
B
alleen 2
C
1, 2 en 3
D
alleen 2 en 3

Slide 9 - Quizvraag

D
synapsen tussen zenuwcellen zijn een tamelijk vast gegeven. Dat zal niet toenemen op het moment dat iemand tegen je praat. Er komen wel prikkels binnen die omgezet worden in impulsen; dat kost energie.

Slide 10 - Tekstslide

Reflex
Wanneer iemand staat, kan een hele kleine beweging tot gevolg hebben dat het lichaam iets naar voren helt. Dan worden de kuitspieren, die aan de achterkant van de onderbenen liggen, iets uitgerekt. Deze uitrekking veroorzaakt een reflex die leidt tot het samentrekken van deze kuitspieren. Hierdoor wordt de oorspronkelijke houding van het lichaam hersteld. Deze reflex heet de kuitspierreflex.

Verloopt de reflexboog van de kuitspierreflex via de hersenstam, het ruggenmerg of de grote hersenen?
A
via de hersenstam
B
via het ruggenmerg
C
via de grote hersenen

Slide 11 - Quizvraag

B

een reflex is een onbewuste reactie; de grote hersenen zijn niet betrokken bij reflexen. Een reflex verloopt langs de kortste weg; in dit geval via het ruggenmerg.

Slide 12 - Tekstslide

Vijf delen van de reflexboog van de kuitspierreflex zijn:
1. een bewegingszenuwcel
2. een schakelcel
3. een gevoelszenuwcel
4. een spier
5. een spierzintuig

In welke volgorde zijn deze delen bij het optreden van de kuitspierreflex betrokken?

A
4 - 1 - 2 - 3 - 5
B
5 - 1 - 3 - 2 - 4
C
5 - 3 - 2 - 1 - 4

Slide 13 - Quizvraag

C
een reflex begint bij een zintuig (het spierzintuig) en loopt via een gevoelszenuwcel, een schakelcel en een bewegingszenuwcel naar de spier.

Slide 14 - Tekstslide

Als binnenshuis een foto gemaakt wordt met gebruik van
een flitser, hebben de mensen op de afdruk vaak rode ogen.
Het rood van de ogen op de foto is het gevolg van de
terugkaatsing van het flitslicht tegen de binnenkant van de
oogbollen.

Door welk van de aangegeven delen wordt de rode kleur
van het weerkaatste licht veroorzaakt?

A
door het vaatvlies
B
door de iris
C
door het harde oogvlies
D
door het hoornvlies

Slide 15 - Quizvraag

A
Het vaatvlies bestaat haarvaatjes om het oog van bloed te voorzien

Slide 16 - Tekstslide

Waardoor wordt de pupil verwijd?




A
door het samentrekken van de kringspier in de iris
B
door het samentrekken van de straalsgewijs verlopende spier in de iris
C
door het samentrekken van de kringspier in het straalvormig lichaam

Slide 17 - Quizvraag