Thema 8 Gedrag

Thema 8: Gedrag
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Thema 8: Gedrag

Slide 1 - Tekstslide

BS 1. Wat is gedrag?
Alles wat je doet, zoals lachen of naar iets kijken is allemaal gedrag.
Als er iets gebeurt ontvangen jouw hersenen een prikkel, en ontstaat een impuls die zorg voor een reactie in je spieren dit heet een respons.
Gedrag bestaat meestal uit een groot aantal handelingen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Studie van gedrag.
Het gedrag van dieren word meestal in het wild bestudeert, omdat dieren dan hun natuurlijke gedrag tonen.
Gedrag moet objectief waargenomen worden, dan worden er alleen feiten gebruikt en geen meningen van de waarnemer.
De studie van gedrag heet Ethologie.
Een beschrijving van de handelingen van een dier heet een Ethogram.
Een lijst van opeenvolgende handelingen van een dier heet een protocol.

Slide 4 - Tekstslide

Ethogram
objectieve beschrijving van de handelingen van een dier

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld van een protocol
Wat is een protocol?
lijst met waargenomen handelingen

Slide 6 - Tekstslide

Gedragsketens
Als gedrag uit een serie handelingen in een vaste volgorde bestaat spreken we van gedragsketen.
Gedragsketens zijn vaak te zien bij het paringsgedrag.
Dit gedrag gaat vooraf voor de voortplanting.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

BS 2. Oorzaken van gedrag
Een prikkel is een verandering die je waarneemt in je omgeving of in je lichaam.
Honger, Dorst en angst zijn voorbeelden van inwendige prikkels.
Prikkels die je met je zintuigen waarneemt zijn Uitwendige prikkels.

Slide 9 - Tekstslide

BS 2. Oorzaken van gedrag
 Een reactie op een prikkel is een respons.

Gedrag is het resultaat van een prikkel en motivatie.
Motivatie wordt veroorzaakt door inwendige prikkels, zoals honger of dorst.

Deze zorgen ervoor dat je iets gaat doen!

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Sleutelprikkels spelen een bepaalde rol bij het veroorzaken bij een bepaald gedrag.
Een prikkel die een sterkere reactie veroorzaakt dan een sleutelprikkel heet een Supranormale prikkel.
het gedrag van mensen die producten kopen heet Consumentengedrag.

Slide 12 - Tekstslide

Sleutelprikkels
Prikkels die een doorslaggevende rol hebben in het uitlokken van gedrag noemen we sleutelprikkels.

Slide 13 - Tekstslide

Supranormale prikkels
Supranormale prikkels hebben helemaal een onweerstaanbare invloed op het gedrag van diegene die de prikkel ontvangt. Supranormale prikkels zijn sterk overdreven sleutelprikkels.

Slide 14 - Tekstslide

BS 3. Aangeboren en aangeleerd gdrag.
Erfelijke factoren zijn genen.
Als erfelijke factoren gedrag bepalen, is dat aangeboren gedrag.
Aangeboren gedrag heet bij dieren Instinct.
Als gedrag ontstaat door leren, is dit aangeleerd gedrag.

Slide 15 - Tekstslide

Aangeboren gedrag (Instinct)
Al vanaf de geboorte kunnen mensen gedrag vertonen dat nuttig kan zijn, maar is niet altijd effectief!

Slide 16 - Tekstslide

Gewenning
Dezelfde prikkel houdt langere tijd aan, dus worden de impulsen steeds minder

Slide 17 - Tekstslide

Gewenning

Slide 18 - Tekstslide

Inprenten
  • Inprenten = Leren in een gevoelige periode.
    Direct na de geboorte en in de eerste weken erna. (afhankelijk van de diersoort)

  • Wordt onthouden en niet meer vergeten

  • Vaak bij herkennen moeder zoals bij ganzen.

Slide 19 - Tekstslide

Conditioneren
Een bepaald gedrag wordt aangeleerd door beloning of straf.

Slide 20 - Tekstslide

Proefondervindelijk leren (Trial-and-error)

- leren van ervaringen die worden opgedaan bij het uitvoeren van bepaald gedrag
- Vogel eet geen oranje rupsen meer na slechte ervaring met oranje rups

-Jonge beren die vis proberen te vangen (ook deels imitatie)

Slide 21 - Tekstslide

Inprenting


Trial and error
leren door toevallige ontdekkingen / proefondervindelijk leren
Proberen tot het werkt.

Slide 22 - Tekstslide

BS 4. Sociaal gedrag
Bepaalde handelingen worden ook wel als signalen gezien.
Het afgeven van signalen is een vorm van communicatie.
Gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar heet sociaal gedrag.
Dieren die in een groten groep leven maken gebruik van verschillende taakverdelingen.

Slide 23 - Tekstslide

Het gebied wat een dier verdedigt tegen andere diersoorten heet een territorium.
Als dieren hun territorium verdedigen maken gebruik van dreiggedrag.
Dreiggedrag bevat vaak kenmerken van aanvalsgedrag en vluchtgedrag.

Slide 24 - Tekstslide

Territoriumgedrag :vb hond


waarom? om zijn territorium aan te geven  en te beschermen

Slide 25 - Tekstslide

Territoriumgedrag

Slide 26 - Tekstslide

Territoriumgedrag
Dreiggedrag = gedrag bedoeld om indringers te verjagen

Slide 27 - Tekstslide

Territoriumgedrag (bij het dreigen)  
Imponeergedrag: zich zo groot en indrukwekkend mogelijk maken 

Slide 28 - Tekstslide

Territoriumgedrag
Aanvalsgedrag = gedrag waarbij een dier gaat vechten met een ander dier

Slide 29 - Tekstslide

Bij het dreigen kunnen dieren imponeergedrag tonen. ze maken zich zo groot en indrukwekkend mogelijk.
Verantwoorde behuizing houdt in dat 
dierentuinen en boerderijen betere 
dierverblijven krijgen.

Slide 30 - Tekstslide

Paringsgedrag bestaat bij veel dieren uit baltsgedrag. Gevolgd door de paring.
Baltsgedrag is bedoelt om een partner aan te trekken en om de motivatie voor de paring te vergroten.
Het verzorgen van de eieren en de jongeren heet broedzorg.

Slide 31 - Tekstslide

Broedzorg
Het verzorgen van eieren of jongen heet broedzorg. 

Dit verschilt per diersoort. 

Slide 32 - Tekstslide

Broedzorg
Broedzorg = Het verzorgen van eieren en jongen.
Dit is vaak een combinatie van voedingsgedrag en verzorgingsgedrag

Slide 33 - Tekstslide

Paringsgedrag
Paringsgedrag wordt ook wel balts genoemd. 
Het bestaat uit een aantal handeling die een gedragsketen vormen. Dit is een signaal voor de partner.

Paringsgedrag is bedoeld om een partner aan te trekken en de motivatie voor een paring (voortplanting) te vergroten. 

Slide 34 - Tekstslide

Bij dieren die in grote groepen leven bestaat vaak uit een bepaalde rangorde.
Een rangorde voorkomt veel conflicten tussen dieren bijvoorbeeld over voedsel.
Het dier dat bovenaan de rang staat is dominant.
De rangorde bij kippen worden Pikorde genoemd.

Slide 35 - Tekstslide

BS 5. Gedrag bij mensen
Mensen hebben normen en waarden voor hun gedrag.
Normen zijn gedragsregels die voor ieder anders zijn.
Waarden zijn uitgangspunten die mensen gebruiken bij het inrichten van hun leven.

Slide 36 - Tekstslide

Normen en waarden
Normen =>  Regels over hoe iets moet. 
Bijvoorbeeld: je moet stoppen voor een stoplicht (anders kan je een boete krijgen)

Waarden => Hoe jij en je omgeving vinden dat iets moet.
Bijvoorbeeld: je staat op in de bus voor een persoon die slecht ter been is.

Slide 37 - Tekstslide

Normen en waarden
Normen = gedragsregels 
Waarden = ideeën wat mensen belangrijk vinden
  • Verschilt per cultuur
  • Hebben dieren niet

Slide 38 - Tekstslide

Een rol is iets wat jij speelt voor iemand in zijn leven.
Bijvoorbeeld op school speel jij de rol van de leerling.
Al het gedrag dat bij een bepaalde rol hoort, noemen we het rolpatroon.

Slide 39 - Tekstslide

Een bekende rolpatroon is het traditionele man-vrouwrolpatroon.


Slide 40 - Tekstslide