THEMA 7 WEEK 2 LES 7 Zelfstandig werken

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Fredik gaat na school niet naar huis toen. Fredik gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Fredik doet dat elke vrijdag omdat Fredik dat heel erg leuk en gezellig vindt. 
Fredik gaat na school niet naar huis toen. Hij gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Hij doet dat elke vrijdag omdat hij dat heel erg leuk en gezellig vindt. 

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeldvraag
Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden.

Heel de wereld juicht je toe.

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeldvraag
Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden.

Heel de wereld juicht je toe.

Slide 5 - Tekstslide

timer
5:00
Via google classroom ga je naar de link om de opdrachten te maken.
De blauwe opdrachten is voor extra oefeningen. Die mag je maken.
De paarse opdrachten maakt iedereen!
De gele opdrachten zijn extra moeilijke opdrachten. Die mag je maken.
Heb je een vraag? Gebruik je vraagkaartje
Klaar? Aan je weektaak!

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg
Bij de volgende opdrachten moet je het persoonlijke voornaamwoord in de zin opschrijven.

Voorbeeld:
We hadden vandaag bezoek van een echte schrijver.

Antwoord: We

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.

We hadden vandaag bezoek van een echte schrijver.

Slide 8 - Open vraag

Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.

Hij heet Ted van Lieshout.

Slide 9 - Open vraag

Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.

Met open mond luisterde ik naar zijn prachtige gedichten.

Slide 10 - Open vraag

Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.

Je kon een speld horen vallen.

Slide 11 - Open vraag

Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.

Zo stil was het in de klas.

Slide 12 - Open vraag

Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.

"Was u dat jongetje?" vroeg de juf na afloop

Slide 13 - Open vraag

Uitleg
Bij de volgende vragen moet je alle persoonlijke voornaamwoorden uit de zin opschrijven.

Voorbeeld:
Hij leest ons een paar gedichten voor.

Antwoord: Hij, ons

Slide 14 - Tekstslide

Ze zijn door hem geschreven.

Slide 15 - Open vraag

Ik snap niet alle woorden die hij zegt.

Slide 16 - Open vraag

Maar ze treffen mij als kleine pijlen.

Slide 17 - Open vraag

Graag geef ik jou zijn boek cadeau.

Slide 18 - Open vraag

Het heeft als titel "Hou van mij".

Slide 19 - Open vraag

Uitleg
Bij de volgende vragen moet je de woorden die met hoofdletters zijn geschreven vervangen door persoonlijke voornaamwoorden.
Voorbeeld: 
ZIJN ZUS danst graag, maar HARM schrijft liever.

Antwoord: Zij, hij

Slide 20 - Tekstslide

DE BRANDWEERMAN krijgt van DE LEIDSTER een lintje.

Slide 21 - Open vraag

DE MENSEN uit Barneveld zijn in HEM teleurgesteld.

Slide 22 - Open vraag

Gaan JIJ EN JE BROER wel eens met JE MOEDER naar de bibliotheek?

Slide 23 - Open vraag

OPA EN IK hebben voor JOU EN JE ZUS een hele leuke verrassing.

Slide 24 - Open vraag

DE KINDEREN juichen HUN HELDEN toe

Slide 25 - Open vraag

Uitleg
Bij de volgende vragen is het de bedoeling dat je de zinnen op een andere manier schrijft. 
Gebruik in plaats van het werkwoord "geven" het werkwoord "krijgen". Gebruik in de zin persoonlijke voornaamwoorden

Voorbeeld: Ik geef een boek aan haar.
Antwoord: Zij krijgt het boek van mij.

Slide 26 - Tekstslide

Jullie geven hem een euro.

Slide 27 - Open vraag

Zij geven mij niets.

Slide 28 - Open vraag

Hij geeft u een onderscheiding.

Slide 29 - Open vraag

Onze juf geeft les aan kinderen.

Slide 30 - Open vraag

Mijn zus en ik geven jou een dikke zoen.

Slide 31 - Open vraag

Heb je het lesdoel gehaald?:

Aan het einde van de les kunnen jullie persoonlijke voornaamwoorden herkennen en benoemen in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll