Leesvaardigheid & grammatica 1. Wat betekent het woord 'objectief'? = neutraal, feitelijk
2. Ijsberenalarm! De zin en onzin van klimaatverandering. Overtuigend / beschouwend
3. Wat wil de schrijver van een activerende tekst? Dat je iets gaat doen
4. Noem een voorbeeld van een amuserende tekst. Een roman/thriller
5. Beschrijf het klaslokaal in een zin met 2 bn + 2 zn Het is een lelijk lokaal met beige tafels.
6. Benoem het onderstreepte woord:
a. De grootte van de taart viel mee tegen. Zn
b. Jan van Amerongen is de oudste van het stel ZN + BN
c. Een bijzondere dag was het gisteren! OLW + BN + ZN