Nederlands - HTV18 - les 9 week 10

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

In deze les:
- Examendata
- Oefenen met onderbreken!
- Zinsbouw en spelling
- Lezen
- Beoordelingsformulieren

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les heb je geoefend met:
zinsbouw, eind- n, onderbreken en lezen.
Aan het einde van de les weet je hoe het examen beoordeeld wordt. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Welke zin is goed?
A
Het is slecht weer en kunnen wij daarom thuis blijven.
B
Het is slecht weer en wij kunnen daarom thuisblijven.

Slide 7 - Quizvraag

Hij gaf mij gelijk en een kopje koffie.
Goed
Fout

Slide 8 - Poll

Joris kondigde aan dat hij om verdere problemen te voorkomen, nu hij toch een kamer kon krijgen, weg te gaan.
Goed
Fout

Slide 9 - Poll

WAT IS ER FOUT?
Sommige scholieren komen vaak te laat en de meesten docenten zijn daar niet blij mee.

Slide 10 - Open vraag

Sommige scholieren en meeste docenten.
Woorden als 'enkele, 'beide' en 'alle' schrijf je met -n als ze aan drie voorwaarden voldoen. 
Voldoen ze niet aan die voorwaarden dan: -e

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Enkele…. planten zijn verdord, de meeste…. zijn nog wel bruikbaar.
A
Enkele, meesten
B
Enkelen, meeste
C
enkele, meeste
D
enkelen, meesten

Slide 13 - Quizvraag

De verslaafde.… werden opgevangen in een afkickkliniek, maar de gewonde…..
moesten naar het ziekenhuis.

A
verslaafde, gewonden
B
verslaafden, gewonde
C
verslaafde, gewonde
D
verslaafden, gewonden

Slide 14 - Quizvraag

De eerste overtreders gingen vrijuit, de volgende…… werden bekeurd.
goed
fout

Slide 15 - Poll

Nu even uit LessonUp
Ik ga mijn scherm delen voor het lezen

Slide 16 - Tekstslide

Examens
Dinsdag 23 maart examen CE
Donderdag 25 maart examen IE

Slide 17 - Tekstslide

De precondities
Cijfer De kandidaat…
1,0… voldoet niet aan de precondities, of … heeft alle vijf aspecten onvoldoende uitgewerkt.
2,1… heeft vier aspecten onvoldoende uitgewerkt.
3,2… heeft drie aspecten onvoldoende uitgewerkt.
4,3… heeft twee aspecten onvoldoende uitgewerkt.
5,4… heeft één aspect onvoldoende uitgewerkt.
6,0… heeft alle aspecten voldoende, maar geen van de
aspecten excellent/goed uitgewerkt.
6,8… heeft één aspect excellent/goed uitgewerkt.
7,6… heeft twee aspecten excellent/goed uitgewerkt.
8,4… heeft drie aspecten excellent/goed uitgewerkt.
9,2… heeft vier aspecten excellent/goed uitgewerkt.
10,0… heeft alle vijf aspecten excellent/goed uitgewerkt.

Slide 18 - Tekstslide

Beoordeling op inhoud
Samenhang
Je gedachtegang is logisch en consequent, een eventueel zijspoor is niet hinderlijk. Je bent in staat om in een tekst met complexere verbanden (zoals oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, overeenkomsten, vergelijkingen etc.) op een duidelijke manier samenhang aan te brengen. Je gebruikt correcte voegwoorden (zoals en, maar, tenzij, hoewel) en maakt correct eenvoudige verwijzingen (bijvoorbeeld De jongen heeft honger. Hij gaat eten.). Fouten kunnen nog voorkomen in complexe verwijzingen (bijvoorbeeld Als het ontwerp klaar is, kunt u dat bij ons inleveren.).
Afstemming op doel
Je werkt de opdrachten zodanig uit, dat het schrijfdoel bereikt wordt. Indien gevraagd kun je meerdere schrijfdoelen in één tekst combineren.
Afstemming op publiek
Je kunt schrijven voor zowel publiek uit de eigen omgeving als voor een algemeen lezerspubliek. Het taalgebruik en de toon zijn meestal correct in de gegeven situatie en voor het betreffende teksttype.

Slide 19 - Tekstslide

Woordenschat en woordgebruik
Je hebt een uitgebreide woordenschat. Dit laat je zien door regelmatig te variëren in woordgebruik. Eenvoudige (zoals voor, achter, op, tussen) en complexe voorzetseluitdrukkingen (zoals als gevolg van, door middel van, met betrekking tot) en idiomatische uitdrukkingen (zoals rode draad, met hart en ziel, de wind van voren krijgen, de laatste loodjes wegen het zwaarst.) worden vrijwel altijd correct gebruikt.
Spelling, interpunctie en grammatica
Je hebt een goede beheersing van de spelling, interpunctie en grammatica. Je formuleert complexere zinnen vrijwel altijd correct. Je gebruikt werkwoordsvormen vrijwel altijd correct, ook complexe onregelmatige werkwoorden (zoals brengen-bracht-gebracht) zijn meestal correct. Je maakt zelden spelfouten. De regels t.a.v. complexe interpunctie (zoals hoofdletters, dubbele punt, komma) pas je vrijwel altijd correct toe.
Leesbaarheid
Je gebruikt tekstconventies (zoals titel, adressering, aanhef, tussenkopjes, paragrafen) vrijwel altijd correct.

Slide 20 - Tekstslide

Hoeveel heb je geleerd?
0100

Slide 21 - Poll