In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
7.1/7.2 deel 2
Slide 1 - Tekstslide
Deze les:
- Herh. + oefening vorige les:
- 7.1 deel: Evolutie van de mens
- 7.2 deel: Soortvorming
Slide 2 - Tekstslide
Cicliden
Bij cicliden in een meer in Tanzania zijn veel verschillende soorten. Ze zijn ontstaan uit een gemeenschappelijke voorouder.
Sommige soorten hebben scherpe tanden, andere soorten niet.
Leg in stappen uit hoe cicliden met scherpte tanden zijn ontstaan. En hoe is het een nieuwe soort geworden?
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Nodig voor Evolutie:
1. Iedereen is een beetje anders (genetische variatie)
2. Het leven is zwaar door bijv. milieu en concurrentie (selectiedrukken)
3. Individuen met de meest gunstige eigenschappen hebben meer kans op overleving en voortplanting (survival of the fittest)
4. Genen van de “fittest” erven over naar de volgende generatie.
Slide 5 - Tekstslide
Seksuele selectie
Bij de partnerkeuze wordt op specifieke eigenschappen gelet. Deze eigenschappen hebben daarom een hoge fitness, hoewel ze misschien niet erg handig zijn voor het individu (lange pauwenstaart, groot gewei enz.).
Dit proces heet seksuele selectie.
Slide 6 - Tekstslide
Kunstmatige selectie
Mensen kiezen bij het kweken van planten en het fokken van dieren bewust bepaalde eigenschappen uit.
Dit proces heet kunstmatige selectie.
Slide 7 - Tekstslide
In een bepaalde populatie komen ongeveer evenveel slakken met lichtgekleurde huisjes voor als slakken met donkergekleurde huisjes. De kleur van de huisjes is erfelijk bepaald. Door een verandering in de omgeving wordt de ondergrond waarop ze leven donkerder. Vogels eten daardoor slakken met lichte huisjes eerder op dan die met donkere. Na een paar generaties blijken er in die populatie bijna geen slakken met lichte huisjes meer te zijn. Is er in deze populatie sprake van selectie?
A
Nee
B
Ja, van kunstmatige selectie.
C
Ja, van natuurlijke selectie.
D
Ja, van seksuele selectie.
Slide 8 - Quizvraag
Evolutie treedt op doordat ….
A
.. in een populatie individuen zich voortdurend aanpassen aan veranderende milieuomstandigheden en vooral nieuwe kenmerken doorgeven aan hun nakomelingen.
B
.. verandering in het milieu de individuen in een populatie aanzet tot mutaties om te overleven; die mutaties worden dan doorgegeven aan hun nakomelingen.
C
.. in een populatie alléén sterke individuen overleven en deze dus ook gemiddeld sterke individuen zullen voortbrengen.
D
.. in een populatie vooral de aan het milieu aangepaste individuen zich zullen voortplanten.
Slide 9 - Quizvraag
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 10 - Quizvraag
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 11 - Quizvraag
In de theorie van Darwin is evolutie de verklaring voor het ontstaan van soorten en daarmee is dat voor hem het uitgangspunt ter verklaring van de grote soortendiversiteit op aarde. Waardoor treedt volgens Darwin evolutie op?
Evolutie treedt volgens Darwin op doordat ….
A
.. in een populatie individuen zich voortdurend aanpassen aan veranderende milieuomstandigheden en vooral nieuwe kenmerken doorgeven aan hun nakomelingen.
B
.. verandering in het milieu de individuen in een populatie aanzet tot mutaties om te overleven; die mutaties worden dan doorgegeven aan hun nakomelingen.
C
.. in een populatie alléén sterke individuen overleven en deze dus ook gemiddeld sterke individuen zullen voortbrengen.
D
.. in een populatie vooral de aan het milieu aangepaste individuen zich zullen voortplanten.
Slide 12 - Quizvraag
Waneer behoren organismen tot dezelfde soort?
Slide 13 - Open vraag
Aan welke vink is Geospiza difficilus S. het minste verwant?
A
Camaryngus psitaculla P.
B
Geospiza difficilus P.
C
Geospiza fuliginosa S.
D
Alle soorten zijn even nauw verwant
Slide 14 - Quizvraag
De Coloradokever leeft onder andere op de Aardappel (Solanum tuberosum L.), op de Tomaat (Solanum lycopersum L.) en op Bitterzoet (Solanum dulcamara L.). Behoren deze planten tot hetzelfde genus (geslacht)? En tot dezelfde soort?
A
alleen tot hetzelfde genus
B
alleen tot dezelfde soort
C
zowel tot hetzelfde genus als tot dezelfde soort
D
niet tot hetzelfde genus noch tot dezelfde soort
Slide 15 - Quizvraag
Evolutie van de mens
Aan de hand van fossiele vondsten is het ontstaan van de huidige mens te reconstrueren.
Schedelvorm, tanden, vondsten van gereedschappen.
Consensus: moderne mens ontstond 200.000 jaar geleden in Afrika.
BINAS 94B
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Slide 18 - Tekstslide
Evolutionaire tijdslijn
Migratie-patronen
Erfelijke tijdlijn
Slide 19 - Tekstslide
Evolutie van de mens
Aan de hand van DNA zijn migratiepatronen afgeleid.
--> Hierbij keek men naar overeenkomsten in haplotype (welke allelen liggen op hetzelfde chromosoom).
- Y-chromosoom voor de mannelijke lijn
- Mitochrondriaal DNA voor de vrouwelijke lijn.
Slide 20 - Tekstslide
Haplotype =
Allelen combinatie op 1 chromosoom
Y-chromosomaal
mitochondriaal DNA
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
NB
Amerikaanse artsen hebben zeventien individuen gevonden die mitochondriën van beide ouders geërfd hebben. Dat is verrassend, want de meeste mensen erven deze ‘energiefabriekjes’ in hun cellen alleen van hun moeder.
Het lijkt erop dat deze individuen zeer zeldzame uitzonderingen op de regel zijn. Dat komt waarschijnlijk doordat deze families mutaties in zich dragen die het mechanisme verstoren dat normaal gesproken verhindert dat de mitochondriën van een vader worden doorgegeven aan zijn kinderen.
(bron NewSientist 4-12-2018)
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Soortsvorming: Hoe ontstaan soorten?
Als twee populaties van dezelfde soort van elkaar gescheiden raken en daardoor niet meer onderling voortplanten (reproductieve isolatie)
dan kunnen deze populaties genetisch zo van elkaar gaan verschillen (door mutaties én selectiedruk) dat ze samen geen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
-> Er zijn twee nieuwe soorten ontstaan.
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Video
Twee uitspraken over het ontstaan van nieuwe soorten:
Katrien zegt: Er is sprake van twee nieuwe soorten als twee groepen organismen niet meer in staat zijn onderling voort te planten Marion zegt: Bij het ontstaan van nieuwe soorten is het belangrijk dat een groep organismen geïsoleerd raakt van een andere groep soortgenoten Wie heeft gelijk?
A
Beide hebben gelijk
B
Geen van beide heeft gelijk
C
Alleen Katrien heeft gelijk
D
Alleen Marion heeft gelijk
Slide 28 - Quizvraag
Lezen blz .220 “Verschillende typen soortvorming”. Welke twee typen soortvorming zijn er? Wat is het verschil?
Slide 29 - Open vraag
Allopatrisch vs. sympatrisch
Allopatrische soortvorming: doordat twee populaties geografisch van elkaar gescheiden worden
Sympatrische soortvorming: twee populaties raken door een andere (niet geografische) barrière reproductief geïsoleerd
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Zet de afbeeldingen
in de juiste volgorde.
ALLOPATRISCH
1
2
3
4
5
Slide 36 - Sleepvraag
Zet de teksten
in de juiste volgorde.
ALLOPATRISCH
1
2
3
4
5
Slide 37 - Sleepvraag
Zet de afbeeldingen
in de juiste volgorde.
SYMPATRISCH
1
2
3
Slide 38 - Sleepvraag
Zet de teksten
in de juiste volgorde.
SYMPATRISCH
1
2
3
Slide 39 - Sleepvraag
Twee uitspraken over het ontstaan van nieuwe soorten:
Katrien zegt: Er is sprake van twee nieuwe soorten als twee groepen organismen niet meer in staat zijn onderling voort te planten Marion zegt: Bij het ontstaan van nieuwe soorten is het belangrijk dat een groep organismen geïsoleerd raakt van een andere groep soortgenoten Wie heeft gelijk?
A
Beide hebben gelijk
B
Geen van beide heeft gelijk
C
Alleen Katrien heeft gelijk
D
Alleen Marion heeft gelijk
Slide 40 - Quizvraag
Bijzondere vormen van Evolutie...
Slide 41 - Tekstslide
Co-Evolutie
Twee Soorten Evolueren samen
Selectiedruk komt voort uit de interactie/samenlevingsrelatie met de andere soort
Deze kan positief zijn (mutualisme, commensalisme) of negatief (parasitisme, predator-prooi) = wapenwedloop