Adverbs and Adjectives


Adjectives and Adverbs
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Adjectives and Adverbs

Slide 1 - Tekstslide

Aim of this lesson
You know:
  • the difference between adjectives and adverbs
  • how to form them
  • how to use them

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Adjectives and Adverbs


(bijvoegelijke naamwoorden en bijwoorden)

1. Frank is a good singer 
2. My brother is a careful driver.
Een bijvoegelijk naamwoord beschrijft iets of iemand. Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord. (Zelfstandig naamwoord vinden door de, het, een ervoor zetten).

Slide 5 - Tekstslide

Adjectives and Adverbs
1. Frank sings well. 
2. My brother drives carefully.

Bijwoorden kunnen andere woorden beschrijven. Een bijwoord zegt bijvoorbeeld hoe iets gebeurt, of hoe iets gedaan wordt. Het zegt iets over een werkwoord.

Slide 6 - Tekstslide

Let op!
1. My teachers are nice.
2. That car looks beautiful.
3. Haggis smells awful.

Na koppelwerkwoorden zoals: to be (zijn), to seem (lijken), to feel (zich voelen) + to look (eruitzien), to smell (ruiken), to sound (klinken), to taste (smaken) gebruik je geen bijwoord, maar een bijvoegelijk naamwoord.

Slide 7 - Tekstslide

Een bijwoord kan ook iets zeggen over een bijvoegelijk naamwoord. 

1. Frank is an extremely good singer.
2. My brother is an awfully careful driver.
3. It's an absolutely perfect video clip.


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide


You can ... open the box.
A
Easy
B
Easily
C
Easyly

Slide 10 - Quizvraag


He drives the car ...
A
Carefully
B
Careful

Slide 11 - Quizvraag


This hamburger tastes ...
A
Awful
B
Awfully

Slide 12 - Quizvraag


Madonna is a ... singer.
A
Terribly
B
Terrible

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Link

Much, many, little & few

Slide 15 - Tekstslide

Much or many?
questions
A
many
B
much

Slide 16 - Quizvraag

Much or many?
fun
A
Much
B
Many

Slide 17 - Quizvraag

Much or many?
sugar
A
much
B
many

Slide 18 - Quizvraag

Much or many?
boys
A
much
B
many

Slide 19 - Quizvraag

Can I have _____ cookies?
A
a few
B
few
C
a little
D
little

Slide 20 - Quizvraag

She has ____ sugar at home.
A
few
B
little

Slide 21 - Quizvraag

There are very _____ cupcakes left.
A
few
B
little

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Link