Diversiteit
In de maatschappelijke zorg heb je te maken met mensen met allerlei verschillende achtergronden. We spreken hierbij van diversiteit.
Diversiteit betekent: grote verscheidenheid. Diversiteit wil dus zeggen dat mensen verschillen in afkomst, in leeftijd, sekse, nationaliteit,
seksuele geaardheid, religie, taalgebruik, enzovoort.
Meestal maak je gemakkelijker contact met mensen met wie je overeenkomsten hebt. Als iemand ongeveer dezelfde leeftijd heeft, hetzelfde opleidingsniveau heeft, uit dezelfde stad komt, dan is er vaak al snel een klik. Veel sneller dan wanneer je op veel punten van elkaar verschilt.Als beroepskracht MZ kun je niet kiezen met wie je omgaat en met wie niet. Cliënten kunnen in allerlei opzichten anders zijn dan jij. Er is in de maatschappelijke zorg sprake van een grote diversiteit. Maar ook een cliënt die in veel opzichten van jou verschilt, heeft recht op goede zorgverlening en begeleiding. Goede zorgverlening en begeleiding vraagt van jou als beroepskracht MZ echtheid, waardering en empathie.
In de maatschappelijke zorg komt het natuurlijk ook voor dat je moet samenwerken met collega’s die een heel andere achtergrond hebben dan jij. In sommige teams ontstaat een tweedeling, bijvoorbeeld tussen mannen en vrouwen of tussen ouderen
en jongeren. Je kunt je voorstellen dat een dergelijke situatie niet ideaal is. Meer nog: het staat een goede zorgverlening en begeleiding in de weg.
Hoe meer mensen van elkaar verschillen, des te groter is de kans op miscommunicatie. Er kunnen conflicten ontstaan. Miscommunicatie ligt vooral op de loer wanneer cliënten of collega’s een andere culturele achtergrond hebben, bijvoorbeeld doordat ze zijn geboren en getogen in Ghana, China, Irak, Libië of Polen. We raken daarmee aan het begrip culturele diversiteit.
Het begrijp culturele diversiteit bevat twee woorden: cultuur en diversiteit. Het begrip diversiteit is al uitgelegd. Bij het begrip cultuur gaat het om:
· Alles wat door mensen is bedacht en gemaakt.
· De manier waarop mensen met elkaar omgaan.
· De manier waarop mensen over allerlei onderwerpen denken en oordelen.
Bij het begrip culturele diversiteit zijn de laatste twee betekenissen van cultuur belangrijk. Culturele diversiteit wordt zichtbaar in de manier waarop mensen leven en met elkaar omgaan: in de communicatie, in het gedrag van mensen en de waarden en normen.
Er is een verschil tussen de Afrikaanse en de West-Europese cultuur, tussen de Nederlandse en de Belgische cultuur, maar ook tussen de Friese en de Limburgse cultuur. Culturele verschillen zijn er ook tussen randstadjongeren en jongeren van het platteland, tussen leerlingen van een gymnasium en leerlingen van een vmbo, tussen gezin A en gezin B.
Je ziet dat je het begrip cultuur heel breed, maar ook heel smal kunt maken. Iedereen behoort tot een bepaalde groep met een eigen cultuur. In die groep gedraag je je, zoals van je wordt verwacht. Bij je vrienden gedraag je je anders dan thuis. Ben je op je werk of bij je oma en opa, dan gedraag je je nóg weer anders.
In de maatschappelijke zorg wordt bij een leefgroep de groepscultuur zichtbaar wanneer er een nieuwkomer is. Een nieuwkomer moet eerst wennen aan de cultuur van de groep. Hij moet de ongeschreven regels van de groep nog leren kennen, bijvoorbeeld wie waar aan tafel zit tijdens het eten of om wie altijd gelachen wordt, ook als een mop niet leuk is. Pas als de nieuwkomer deze regels kent, kan hij ernaar handelen en hoort hij echt tot de groep.
Wanneer de cultuur van de groep niet past bij je eigen waarden en normen en gewoonten, levert dat een innerlijk conflict op. Dit kan ook spelen bij cliënten. Er is sprake van een botsing tussen twee culturen en de cliënt moet een keuze maken. Mogelijk zal hij eerst nog proberen zich aan te passen, maar vaak levert dat op den duur te veel spanning op.
Verschillen zijn er niet alleen tussen mensen individueel, maar ook tussen groepen. Als je met een groep jongeren werkt is dat een andere situatie dan wanneer je met ouderen werkt. Als beroepskracht MZ pas je je communicatie aan. Je gebruikt woorden die passen bij de cliëntgroep. Je gedraagt je zo, dat dat past bij de cliëntgroep. Als je dat niet doet, neemt de cliëntgroep je niet serieus. Logisch, want jij
neemt de cliëntgroep dan ook niet serieus. Stel je maar eens voor dat je tegen jongeren praat alsof ze een ernstige verstandelijke beperking hebben. Of met ouderen precies zo omgaat als met mensen van jouw eigen leeftijd.
Culturele gewoonten, waarden en normen worden van generatie op generatie doorgegeven. Denk bijvoorbeeld alleen maar aan de manier waarop je je verjaardag viert. Hoe, waar en met wie je dat viert, is heel cultuurgebonden. Hetzelfde geldt voor allerlei andere gewoonten. Je groeit op in een bepaalde cultuur en weet niet beter dan dat het zo hoort en niet anders. Je ontwikkelt een eigen culturele identiteit. De culturele identiteit is het bewustzijn dat samenhangt met de cultuur waarvan men deel uitmaakt en waaraan men gevoelens van trots en blijdschap (of schaamte en treurnis) ontleent.
Overigens: ook het spreken van een andere taal kan communicatieproblemen veroorzaken. En als er al communicatieproblemen zijn, kan anderstaligheid die nog verergeren.
Beeldvorming bij autochtonen en allochtonen
Mensen delen hun sociale omgeving altijd in groepen in. Ze kijken daarbij naar beroep, woonplaats, sekse, religie, etniciteit, afkomst, taal en leeftijd. Mensen delen hun sociale omgeving in om de wereld om hun heen overzichtelijk en beheersbaar te maken: ik ben vrouw, hij is man; ik ben groepsbegeleider, zij is logopediste; ik ben jong, hij is oud; ik ben Nederlandse, zij is Turkse.
Iedereen is lid van meerdere groepen tegelijk. Je bent een jonge, vrouwelijke Nederlandse beroepskracht MZ – bijvoorbeeld. Aan wat je bent ontleen je je sociale status. Als vanzelf waarderen we onze sociale identiteit positief. We zijn blij dat we jong zijn, niet oud. We zijn trots dat we Marokkaanse zijn, niet Turkse of Nederlandse. En als we opnieuw moesten kiezen, zouden we opnieuw voor hetzelfde beroep kiezen.
Het gevolg is dat we de groep waartoe we behoren, positiever of in ieder geval minder negatief beoordelen dan de andere groepen, waartoe andere mensen behoren. Vooroordelen kunnen die negatieve kijk op anderen nog versterken, met als gevolg dat de interculturele communicatie bemoeilijkt wordt. Om de eigen culturele identiteit te beschermen sluiten mensen zich af en staan ze niet open voor de ander.
Westerse cultuur en niet-westerse cultuur
Hiervoor is het eigenlijk al duidelijk geworden: ‘de Turk’, ‘de Chinees’, ‘de Irakees’, ‘de Pool’ bestaat niet, zoals ook ‘de Nederlander’ niet bestaat. Het is dus onjuist wanneer je over de Turkse, de Chinese, Irakese, Poolse of Nederlandse cultuur spreekt. Toch is het ook zo, dat er naast verschillen tussen bijvoorbeeld Nederlanders onderling, ook veel overeenkomsten zijn. Die veelheid aan overeenkomsten is logisch: Nederlanders leven in dezelfde samenleving, spreken dezelfde taal en maken gebruik van hetzelfde onderwijssysteem. Wie in Nederland is
opgegroeid, volgt tot hij 12 of 13 jaar is ongeveer hetzelfde basisonderwijs en krijgt deels dezelfde waarden en normen mee. Denk aan regels als: we luisteren naar elkaar, we doen ons best en we zorgen er met elkaar voor dat het voor iedereen fijn is.
Overeenkomsten tussen Nederlanders zijn er ook als het gaat om levensbeschouwing, hoe we onze vrije tijd besteden, de manier waarop we feestdagen en verjaardagen vieren, en waar we van houden en niet. Denk aan: muziek, YouTube-filmpjes, twitter-topics, boeken en films. Doordat we dezelfde dingen zien, meemaken en ervaren, denken we in grote lijnen hetzelfde over ‘goed’ en ‘kwaad'. Al deze zaken binden ons aan elkaar, wat tot uiting komt in het begrip ‘Nederlandse cultuur'.
Tot voor kort werd er gedacht dat een indeling in westerse cultuur en niet-westerse cultuur voldoende verklaring was voor verschillen in communicatie. Tegenwoordig kijkt men daar anders tegenaan. Deze tweedeling is te grofmazig. Ze doet geen recht aan de verschillen die er in het westen tussen culturen bestaan en ook niet aan de verschillen tussen niet-westerse culturen.
De conclusie is dus dat Nederland, Duitsland en Zwitserland deels op elkaar lijken, maar deels ook helemaal niet. De westerse cultuur bestaat dus niet.
Misschien verrast het je, maar de uitkomst van onderzoek is zelfs dat de meeste culturen anders communiceren dan Nederlanders. Van Nederlanders wordt wel gezegd dat ze bot zijn. In zekere zin is dat waar. Nederlanders communiceren zeer direct. Nederlanders houden van openheid en zeggen wat ze vinden, zonder een blad voor de mond te nemen.
In de meeste andere culturen halen mensen veel meer informatie uit de context. Door te letten op de context weet je bijvoorbeeld of ‘ja’ écht ja is of eigenlijk een nee.
Je identiteit
Vraag jij je weleens af wie je zou zijn geweest wanneer je in een ander land was geboren? Of dat je een ander geloof zou hebben gehad als je ouders een andere godsdienst hadden gehad? Sta er eens bij stil hoe jouw leven er uit had gezien als je wieg had gestaan in Congo, je in een vluchtelingenkamp was opgegroeid of wanneer je op je dertiende was uitgehuwelijkt door je vader.
Misschien is het goed te bedenken dat wie je nu bent, helemaal niet zo vaststaat als je soms denkt. Wie je bent, heeft ook veel met omstandigheden te maken. Als je ergens in Afrika of Azië was geboren, dan had je een andere opvoeding gehad, was je naar een andere school gegaan, had je andere vrienden gehad en had je mogelijk een andere beroepskeuze gemaakt.
Taalproblemen door anderstaligheid
In je werk heb je te maken met anderstaligen: mensen die niet dezelfde taal spreken als jij. Dat maakt de communicatie soms nog moeilijker dan die al is. In de communicatie met anderstaligen kun je gebruikmaken van verschillende hulpmiddelen om taalproblemen te voorkomen of in elk geval te beperken:
· non-verbale communicatie;
· visuele hulpmiddelen;
· een tolk.
Non-verbale communicatie gebruiken bij anderstaligen
Non-verbale communicatie speelt altijd een rol, zoals je inmiddels weet. Bij anderstaligen speelt de non-verbale communicatie een extra belangrijke rol. Zonder woorden kun je veel duidelijk maken. Je kunt niet alleen zien of jouw informatie overkomt en wat de ander erbij voelt, maar je kunt ook met gebaren en een enkel woord duidelijk maken wat je van de ander verwacht. Als je samen zit te eten is het noemen van de naam van de ander, het wijzen naar de schaal met brood en het vervolgens wijzen op jezelf, voor de ander voldoende om te begrijpen dat jij graag een snee brood wilt hebben en dat je vraagt of de ander die aan jou wil geven.
Toch moet je altijd opletten met non-verbale communicatie. Non-verbale communicatie lijkt internationaal, maar dat is het niet. Bijvoorbeeld iemand recht in de ogen kijken is in sommige landen een teken van brutaliteit. In sommige landen is het neerslaan van de ogen gebruikelijk; wij geven daaraan een andere betekenis.
Visuele hulpmiddelen gebruiken bij anderstaligen
Als je iets wilt uitleggen aan iemand die de Nederlandse taal slecht of niet spreekt, kun je gebruikmaken van visuele hulpmiddelen. Met tekeningen, plaatjes, foto’s of een video kun je veel duidelijk maken. Je kunt aan de hand van foto’s of een video aan familie laten zien hoe leuk een uitstapje was, je kunt zichtbaar maken wat een activiteit inhoudt of waaraan een cliënt gewerkt heeft.
Uiteraard kun je plaatjes, foto’s en tekeningen ook gebruiken in de communicatie met een anderstalige cliënt.
Tolk inzetten bij anderstaligen
Met gebaren en visuele hulpmiddelen kun je veel duidelijk maken. Maar een echt gesprek voeren met iemand als je niet dezelfde taal spreekt, lukt niet. Als je de mogelijkheid hebt, is het dan het beste om gebruik te maken van een tolk. Een professionele tolk heeft de voorkeur, maar de diensten van tolken worden niet (meer) vergoed. Daarom moet je vaak een collega, een familielid of vriend van de cliënt vragen om te tolken.
In deze situatie zul je vooraf moeten bedenken of je gevoelige onderwerpen bespreekt en hoe.
Een professionele tolk helpt je meestal telefonisch. In dat geval is het belangrijk te beschikken over een telefoon met een luidspreker. Als je gebruik wilt maken van de diensten van een tolkencentrum, moet je dat altijd vooraf overleggen. Het is geen beslissing die jij alleen neemt.
Het voordeel van de tolkentelefoon is dat deze tussenpersonen neutraal zijn en beide talen goed spreken. Het is hun werk om ervoor te zorgen dat mensen die elkaars taal niet verstaan, elkaar toch begrijpen. Deze professionele tolken spreken geen waardeoordeel uit over wat er wordt gezegd en hebben een geheimhoudingsplicht
De Drie Stappen Methode van Pinto
David Pinto, hoogleraar Interculturele Communicatie, ontwikkelde een driestappenmethode (DSM) om vooroordelen weg te nemen en de normen en waarden van de ander beter te begrijpen en te respecteren. De drie stappen zijn:
· Stap 1. Leer je eigen waarden en normen kennen. Die zijn cultuurgebonden. Je krijgt dan inzicht in de zaken die in jouw cultuur belangrijk zijn en in de gedragsregels die daarbij horen.
· Stap 2. Leer de normen en waarden van ‘de ander’ kennen. Ook die zijn cultuurgebonden. Let erop dat je uitgaat van feiten en niet van vooroordelen.
· Stap 3. Bepaal hoe je met de verschillen in normen en waarden omgaat. Bepaal ook waar jouw grenzen liggen. Welke aanpassingen ben jij bereid te doen? Welk gedrag accepteer je wel van de ander en welk gedrag niet?