Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
aiToolsTab
Beta
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
nef week 24
Woordenschatquiz
1 / 52
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
In deze les zitten
52 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Woordenschatquiz
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een synoniem?
Slide 2 - Open vraag
Wat is een tegenstelling?
Slide 3 - Open vraag
Uit hoeveel basiswoorden bestaat het woord 'brandveiligheidsingenieur'?
luchthaven = 2 (lucht en haven)
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 4 - Quizvraag
Het woord 'ongevoelig' heeft:
A
Alleen een voorvoegsel.
B
Alleen een achtervoegsel.
C
Zowel een voor- als achtervoegsel.
D
Geen voor- of achtervoegsel.
Slide 5 - Quizvraag
Welk woord past er op de puntjes?
Slide 6 - Tekstslide
Een kogelvrijvest, helm en bepakking horen bij de ... van de militair.
A
Waarneming
B
Uitrusting
C
Functionering
D
Ontwikkeling
Slide 7 - Quizvraag
De buurt... doet goede zaken: er zijn geen inbraken meer sinds zij op de been zijn.
A
Stijging
B
Waarneming
C
Ontwikkeling
D
Preventie
Slide 8 - Quizvraag
In de klas zitten ... 20 leerlingen.
A
Circa
B
Behouden
C
Stijgen
D
Ontwikkelen
Slide 9 - Quizvraag
Een huidige ... onder scholieren is 'Floor is lava'.
A
Gebrek aan
B
Stijger
C
Trend
D
Aandeel
Slide 10 - Quizvraag
Kies het juiste synoniem
Dat woord betekent hetzelfde bijvoorbeeld: lief- aardig
Slide 11 - Tekstslide
Snel verlaten
A
Stadium
B
Uitrusten
C
Ontwikkelen
D
Ontvluchten
Slide 12 - Quizvraag
Aandeel
A
Bijdrage
B
Circa
C
Uitwisselen
D
Openbare
Slide 13 - Quizvraag
Thans
A
Waarschijnlijk
B
Nu
C
Bezwaar
D
Zien
Slide 14 - Quizvraag
Relevant
A
Plaatselijk
B
Moeilijk
C
Vriendelijk
D
Belangrijk
Slide 15 - Quizvraag
Becijferen
A
Doelgericht
B
Stabiel
C
Berekenen
D
Onmisbaar
Slide 16 - Quizvraag
Waar gaat het in de betekenis van 'ergens op hameren'
vooral om ?
A
een spijker ergens in slaan
B
ergens heel erg de nadruk op leggen
C
ergens bezorgd over zijn.
Slide 17 - Quizvraag
Wat betekent 'ontsporen' ?
(2 goede antwoorden)
A
uit de rails raken
B
het verkeerde spoor volgen
C
verkeerde dingen gaan doen
Slide 18 - Quizvraag
Wat betekent
iemand inlichten ?
(2 goede antwoorden)
A
iemand licht geven
B
iemand informeren
C
iemand verhoren
D
iemand informatie geven
Slide 19 - Quizvraag
Waar gaat het in de betekenis van
'bij iemand in het krijt staan'
vooral om?
A
iemand iets schuldig zijn
B
staan op iemands krijttekening
C
op iemands bord krijten
Slide 20 - Quizvraag
Wat is het tegengestelde van
' op goed geluk '
A
we zien wel
B
nauwkeurig gepland
C
ongeluk
Slide 21 - Quizvraag
Welke woorden zeggen het best iets over de betekenis van
magnifiek ?
A
fantastisch, geweldig, grandioos
B
goed, prima, best
C
matig, redelijk, voldoende
Slide 22 - Quizvraag
Wat is het tegengestelde van
heden ?
A
toekomst
B
verleden
C
nu
D
later
Slide 23 - Quizvraag
Welk woord hoor niet
bij de betekenis van cipier
A
cel
B
oppassen
C
bewaker
D
gevangenen
Slide 24 - Quizvraag
Wat is een ander woord voor
lont ?
A
touw
B
verbinding
C
ontstekingskoord
Slide 25 - Quizvraag
Wat is het tegengestelde van
optimisme ?
(= het leven van de zonnige kant zien)
A
neptimisme
B
ontimisme
C
pessimisme
Slide 26 - Quizvraag
Wat betekent
evacueren ?
A
weggaan
B
verlaten
C
een gebied of ruimte verlaten/ontruimen ivm dreigend gevaar
D
blijven
Slide 27 - Quizvraag
Wat is het tegengestelde van
wantrouwen
A
vertrouwen
B
trouwen
C
argwanen
D
ontrouw
Slide 28 - Quizvraag
Wat is pulver ?
A
korreltjes, kogels
B
poeder, buskruit
Slide 29 - Quizvraag
Wat betekent
benodigd ?
A
niet nodig
B
soms nodig
C
nodig, noodzakelijk
D
onbelangrijk
Slide 30 - Quizvraag
Welk woord hoort niet
bij de betekenis van infuus ?
A
medicijn
B
bloed
C
fusie
D
oplossing
Slide 31 - Quizvraag
Vul het rijtje aan:
scherp, bits, fel, ....
A
lief
B
bot
C
vinnig
D
zacht
Slide 32 - Quizvraag
Geef een ander woord voor
correctie. ( 2 goede antwoorden)
A
verbetering
B
verandering
C
herstelling
D
weglating
Slide 33 - Quizvraag
Geef een ander woord voor
incident.
A
voorval
B
geval
Slide 34 - Quizvraag
Wat betekent
verzwijgen ?
( 2 antwoorden goed)
A
Iets niet zeggen
B
achterhouden
C
een geheim vertellen
D
verstoppen
Slide 35 - Quizvraag
Iemand die bekwaam en handig is in zijn vak, noem je ook wel ....
A
onhandig
B
slim
C
vaardig
Slide 36 - Quizvraag
Wat betekent
belonen ?
( 2 antwoorden goed)
A
betalen
B
aaien
C
ontslaan
D
iets geven voor zijn/haar goede prestatie
Slide 37 - Quizvraag
Wat betekent
minachting ?
A
niet respecteren
B
respecteren
Slide 38 - Quizvraag
Wat betekent
machinaal ?
( 2 antwoorden goed)
A
automatisch
B
met de hand
C
mechanisch, met een machine
D
door mensen gedaan
Slide 39 - Quizvraag
Iemand die hooghartig en gewichtig doet, noem je ook wel .....
A
eigenwijs
B
verwaand
C
achterbaks
Slide 40 - Quizvraag
Iemand aanvaarden betekent
hetzelfde als ....
A
iemand wegsturen
B
iemand toespreken
C
iemand accepteren
D
iemand terugsturen
Slide 41 - Quizvraag
Wat betekent
alert zijn.
A
onoplettend
B
oplettend
C
vaag
D
dom
Slide 42 - Quizvraag
Geef een ander woord voor
weerloos.
A
alleen
B
hulpeloos
C
verdwaald
D
zonder vijanden
Slide 43 - Quizvraag
Welk woord hoort er qua betekenis niet bij?
harp, saxofoon, gitaar, viool
A
harp
B
saxofoon
C
gitaar
D
viool
Slide 44 - Quizvraag
Geef een ander woord voor
reling. ( 2 antwoorden goed)
A
zijkant
B
leuning
C
rand
D
balustrade
Slide 45 - Quizvraag
Geef een ander woord voor
begroeiing / aanplant
A
gras
B
gewas
C
land
D
bos
Slide 46 - Quizvraag
Vul het rijtje aan:
dutten, knikkebollen, soezen, ...
A
waken
B
dromen
C
snurken
D
dommelen
Slide 47 - Quizvraag
Wat is de betekenis van
'zich koest houden".
A
kalm blijven
B
niet op de voorgrond treden
C
veel lawaai maken
D
heel boos zijn
Slide 48 - Quizvraag
Wat is een
zintuig?
A
oog
B
oor
C
mond
D
orgaan dat prikkels doorgeeft aan hersenen
Slide 49 - Quizvraag
Een bijzonderheid
noemen we ook wel een.....
A
stukje
B
detail
C
groot geheel
Slide 50 - Quizvraag
Waar gaat het in de betekenis van
'een knoop doorhakken'
vooral om?
A
knopen doorzagen
B
doorzetten
C
iets losmaken
D
een beslissing nemen
Slide 51 - Quizvraag
Cambiumned
Ga naar cambiumned.
Klik op woordenschat.
Klik op moeilijke woorden en maak oefening 1,2,3 en 4
Slide 52 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
B. Woordenschat groep 8
January 2019
- Les met
35 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Woordenschat H5-6
April 2018
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Les 4 - Blok 5 Over Taal: homoniem, homofoon, synoniem en tegengestelden
September 2024
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
Proefles Woordbetekenissen raden, 0F
July 2018
- Les met
24 slides
door
SCORE Nederlands vo/mbo
Nederlands
Middelbare school
Praktijkonderwijs
MBO
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
SCORE Nederlands vo/mbo
Ma 3 okt Homoniemen en Homofonen
September 2024
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Proefles Woordbetekenissen raden, 0F
July 2018
- Les met
24 slides
door
SCORE Nederlands vo/mbo
Nederlands
Middelbare school
MBO
Praktijkonderwijs
vmbo, mavo
Leerjaar 1
SCORE Nederlands vo/mbo
woordenschat
February 2021
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 3
Cursus 1-§ 1-Strategieën-Onbekende woorden/synoniemen
November 2022
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1