1Ha - oefentoets Chapitre 1

La semaine dernière 
les amis ont été à 
la mer
belge
1 / 36
volgende
Slide 1: Sleepvraag
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

La semaine dernière 
les amis ont été à 
la mer
belge

Slide 1 - Sleepvraag

Ils ont                  dans la piscine
donné
nagé

Slide 2 - Sleepvraag

En Allemagne, on parle
anglais
allemand

Slide 3 - Sleepvraag

Il fait 30 degrés. Comme il fait
chaud
froid

Slide 4 - Sleepvraag

Traduis.
Vertaal het woord tussen de haakjes 
in het Frans.

Slide 5 - Tekstslide


Hier, les filles ont fait les magasins
dans (het dorp) ……………..

Slide 6 - Open vraag


Mes amis ont été en France
(vorige week) …………………….

Slide 7 - Open vraag


Je veux faire de la plongée
(tijdens) …………….. les vacances

Slide 8 - Open vraag

Kies de de juiste vorm 
van het werkwoord in de Présent.*
De werkwoorden zijn: être, avoir, aller, faire.

*Présent: tegenwoordige tijd

Slide 9 - Tekstslide

Je (aller) ......... à l'école.
A
vas
B
aller
C
ai
D
vais

Slide 10 - Quizvraag

Il (être) ......... à la maison.
A
es
B
suis
C
est
D
êtes

Slide 11 - Quizvraag

Tu (avoir) ......... un chien.
A
a
B
es
C
ont
D
as

Slide 12 - Quizvraag

Elles (faire) ......... leurs devoirs.
A
faire
B
faites
C
font
D
fais

Slide 13 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van FAIRE 
in de présent = de tegenwoordige tijd

Slide 14 - Tekstslide


Tu (faire) ........ du vélo?

Slide 15 - Open vraag


Nous (faire) .............. du camping en été.

Slide 16 - Open vraag


Vous (faire) .............. du sport.

Slide 17 - Open vraag

Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm 
van de Passé Composé
Denk aan de juiste vorm van het hulpwerkwoord*.
*leer de tegenwoordige tijd van 'avoir' (j'ai, tu as, il/elle a etc.) dus goed uit je hoofd!

Slide 18 - Tekstslide


Il (donner) ………….. ……………… le livre à sa soeur

Slide 19 - Open vraag


Vous (être) ………….. …………….. à l'hôtel?

Slide 20 - Open vraag


Hier, ils (raconter) ……………… ………………… une histoire.

Slide 21 - Open vraag


Tu (faire) …………… ……………… la grasse matinée
la semaine dernière?

Slide 22 - Open vraag

Traduis.
Vertaal de volgende zinnen.

Slide 23 - Tekstslide


Les garçons ont rencontré leurs amis

Slide 24 - Open vraag


Tu as été en Espagne?

Slide 25 - Open vraag

Kies het juiste
bezittelijk voornaamwoord

Slide 26 - Tekstslide


(Onze) ………….. chien s’appelle Bobby
A
Son
B
Sa
C
Mon
D
Notre

Slide 27 - Quizvraag


(Hun) …………… soeur a été en vacances.
A
Votre
B
Leur
C
Notre
D
Ma

Slide 28 - Quizvraag


C’est (jullie) …….. mère?
A
ta
B
leur
C
votre
D
vos

Slide 29 - Quizvraag


Daphne est (mijn) …………….. amie.
A
mon
B
ma
C
ton
D
ta

Slide 30 - Quizvraag

Beschrijf jouw vakantie in 5 volledige zinnen. 
De vakantie is voorbij, je gebruikt dus de passé composé
Je beschrijft dat :

  1. Je Brussel hebt bezocht         
  2. In een hotel bent geweest 
  3. Het mooi weer was 
  4. Je Engels hebt gesproken
  5. Dat het super was

Slide 31 - Tekstslide

Beschrijf jouw vakantie in 5 volledige zinnen.

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide

Wat moet je nog beter leren voor het proefwerk?

Slide 34 - Woordweb

Nog even in het kort: wat kun je dit proefwerk verwachten?

  • Kies het juiste Franse woord (keuze uit 2)
  • de Passé Composé (dus het werkwoord avoir kunnen vervoegen!)
  • het werkwoord 'faire' vervoegen in de 'présent' (=tegenwoordige tijd)
  • het bezittelijk voornaamwoord (son, sa, mon, ma, etc.)
  • vertalen van korte Franse zinnen naar het Nederlands
  • in het Frans vertellen hoe je vakantie is geweest (phrases-clés)
  • woordjes vertalen NL > Fr én Fr > NL. Let op mannelijk/vrouwelijk (le/la)!
  • tekst lezen + meerkeuzevragen maken

Slide 35 - Tekstslide

Bon travail !

Slide 36 - Tekstslide