Maatschappelijke participatie les 1

Maatschappelijke participatie
PGL Les 1

33049 -C- Begeleiden van zelfredzaamheid op maatschappelijk gebied
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Maatschappelijke participatie
PGL Les 1

33049 -C- Begeleiden van zelfredzaamheid op maatschappelijk gebied

Slide 1 - Tekstslide

Wat verwacht je van deze workshop?

Slide 2 - Open vraag

Planning
  • Wanneer is dit vak voldaan?
  • Lesdoelen 
  • Participatiewet
  • Sociologie
  • Grondleggers van de sociologie
  • Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer is dit vak voldaan? 
  • Actieve deelname 
  • Tussentijdse opdrachten 
  • GEEN eindopdracht 

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
  • De student heeft kennis over de sociologie. 
  • De student kan de sociologie koppelen aan de praktijk. 
  • De student heeft kennis van de participatiewet.  

Slide 5 - Tekstslide

Wat is volgens jou de participatiewet?

Slide 6 - Open vraag

Participatiewet
  • Vanaf 1 januari 2015 is de Participatiewet van kracht geworden. Voorheen wet werken naar vermogen.


In de Participatiewet zijn drie oude wetten opgegaan:
  • De Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong)
  • Wet sociale werkvoorziening (Wsw)
  • Wet werk en bijstand (Wwb)

Slide 7 - Tekstslide

Doel van de participatiewet
  • Het doel van de participatiewet is om meer mensen, ook mensen met een arbeidsbeperking, aan de slag te krijgen. 
  • De gemeente is verantwoordelijk geworden voor mensen met arbeidsvermogen die ondersteuning nodig hebben. 
  • De gemeente heeft voor de nieuwe doelgroep dezelfde taken als voor mensen met een bijstandsuitkering, namelijk om deze mensen ondersteuning te bieden gericht op arbeidsinschakeling en waar nodig, inkomensondersteuning. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Sociologie
  • Sociologie is de studie van hoe mensen met elkaar samenleven (socio = samen, logos = kennis). 
  • Simpel gezegd: sociologen zoeken uit hoe mensen met elkaar omgaan en hoe de samenleving het welbevinden van mensen bepaalt.
  • Jullie zijn als het ware 'sociotherapeuten'

Slide 10 - Tekstslide

Sociologie
  • Rolpatronen, maatschappelijke normen en groepsverschijnselen zijn belangrijke studiedomeinen van de sociologie. 
  • Daarnaast interesseert de sociologie zich voor de samenhang van en de wisselwerking tussen groepen. 
  • In de sociologie zijn ook welvaart en achteruitgang interessante studiedomeinen. Perioden met groei, welvaart, stilstand en achteruitgang wisselen elkaar af. De samenleving kun je daarom ook een organisch gegeven noemen. De samenleving leeft en is in beweging.

Slide 11 - Tekstslide

Als je denkt aan sociologie, wat betekent dan volgens jou de zin 'de samenleving dat ben jij'

Slide 12 - Open vraag

Verschillende denkers, de filosofen, hebben vroeger theorieën ontwikkeld over hoe mensen met elkaar omgaan. 

Slide 13 - Tekstslide

Karl Marx
  • Duitser
  • 1818-1883
  • Geïnteresseerd in de ongelijkheid in de samenleving
  • Klassenstrijd
  • Marx had met zijn filosofische en wetenschappelijke werk een politiek-filosofisch doel: de bevrijding van de onderdrukte klassen van het kapitalisme. 


Slide 14 - Tekstslide

Das kapital
  • Hierin geeft hij een historische beschouwing van de eeuwenlange klassenstrijd tussen rijk en arm. 
  • Later heette de theorie van Marx het marxisme of communisme. 

Slide 15 - Tekstslide

Marx zijn doel
  • Marx geloofde dat het streven naar winst, waarbij een kleine groep rijken steeds rijker wordt en een grote groep armen steeds armer, zou leiden tot een ineenstorting van het kapitalisme. 
  • Marx dacht dat er een opstand zou komen tegen het steeds rijker worden van de elite, en dat deze opstand zou leiden tot een communistische samenleving. 

Slide 16 - Tekstslide

Hoe kan je Karl Marx zijn zienswijze vertalen naar de participatie van alle doelgroepen?

Slide 17 - Open vraag

Max Weber
  • Ook een grondlegger van de hedendaagse sociologie. 
  • De grote vraag in Webers werk was hoe het komt dat het Westen, de ‘rijke’ landen, zich onderscheidt van de rest van de wereld. 
  • Max Weber introduceerde het begrip rationeel denken. Rationeel denken is de feiten op een rij zetten en dan keuzes maken.
  • Weber ging ervan uit dat er een wisselwerking is tussen de economie, leiderschap en de samenleving. 



Slide 18 - Tekstslide

Economie, Leiderschap en de samenleving
  •  Economie is de wijze van verdeling van (soort) werk, goederen en geld. 
  • Tot welk werk, welke goederen en welke hoeveelheid geld je toegang had, werd volgens Weber bepaald door de groep in de samenleving waartoe je behoorde. 
  • In chaotische periodes kan een charismatische leider grote invloed uitoefenen op een samenleving. Het lukt een leider dan om bijna een heel volk achter zich te krijgen door bijvoorbeeld een betere levensstandaard te beloven. (Bijvoorbeeld Ghandi of Hitler)

Slide 19 - Tekstslide

Calvinisme
  • Max Weber koppelde het bijeenbrengen van rijkdom aan het calvinisme.
  • Met calvinisme bedoelen we ook wel een verzameling eigenschappen die typisch Nederlands en Duits zijn. Voorbeelden hiervan zijn: ingetogen gedrag, het niet zichtbaar uiten van emoties, niet te koop lopen met je successen of rijkdom, maar er stilletjes van genieten, vasthouden aan principes, arbeidsethos (de wil om te werken) en eigenschappen als zuinigheid, soberheid en lijdzaamheid.

Slide 20 - Tekstslide

Wat is er blijven hangen?

Slide 21 - Tekstslide

Wat betekent 'socio' ?
A
Mens
B
Sociaal
C
Studie
D
Samen

Slide 22 - Quizvraag

De samenleving is een ... gegeven
A
Organisch
B
Feitelijk
C
Statisch
D
Wisselend

Slide 23 - Quizvraag

Marx is de grondlegger van..
A
De sociologie
B
Het communisme
C
Kapitalisme
D
Liberalisme

Slide 24 - Quizvraag

Max Weber heeft het begrip ‘rationeel denken’ geïntroduceerd. Wat is rationeel denken?
A
keuzes maken op basis van feiten
B
keuzes maken op basis van gevoel
C
keuzes maken op basis van meningen
D
keuzes laten maken door iemand anders

Slide 25 - Quizvraag

Afsluiten
Vragen?
Volgende week -> Les om 12.30 uur? 
GEEN huiswerk

Slide 26 - Tekstslide