M2H - Fictie - start - par. 4

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1-3

M2H - Nederlands - periode 4

Fictie paragraaf 3: spanning

M2 - Nederlands - Fictie: spanning

Programma

1. Uitleg PO

2. Terugblik

3. Leerdoelen

4. Spanning

5. Zelfstandig werken

6. Check leerdoelen

7. Fragment lezen

PO 6 juni

Terugblik

Leg uit wat chronologisch betekent.

Leg uit wat 'vertelheden' betekent.

Leg uit wat tijdsprongen in een verhaal zijn.

Leerdoelen

8. Ik kan uitleggen wat actiespanning is.

9. Ik kan uitleggen wat psychologische spanning is. 

10. Ik kan uitleggen dat psychologische spanning kan worden veroorzaakt door:
- meeleven met een personage.

- open plekken in het verhaal.

Pak je schrift erbij en neem de leerdoelen over in je schrift. 

Spanning

Spanning = er gebeurt iets wat je niet verwacht, iets bijzonders of gevaarlijks.

Er zijn twee manieren om spanning te creeren in een verhaal:

1. actie spanning

2. psychologische spanning

Spanning

1. Actiespanning:

Gebeurtenissen volgen elkaar snel op. De sfeer is gejaagd: je moet telkens weer op adem komen.

Spanning

2. Psychologische spanning.

Kan opgeroepen worden ...:

- doordat je meeleeft met iemand - gaat het goedkomen met diegene?

- door open plekken in het verhaal. Je wilt weten wat er precies aan de hand is, bijv. waarom een personage zo geheimzinnig doet.   

Aan de slag!

1. Ga naar blz. 75 in je boek.

2. We lezen samen tekst 1.

3. Daarna maak je opdracht 1, vanaf vraag 2.

4. Klaar? Lezen in je leesboek.

Check leerdoelen

8. Ik kan uitleggen wat actiespanning is.

9. Ik kan uitleggen wat psychologische spanning is. 

10. Ik kan uitleggen dat psychologische spanning kan worden veroorzaakt door:
- meeleven met een personage.

- open plekken in het verhaal.

Fragment

Titel: 'Het meisje met de vlechtjes'

Auteur: Wilma Geldof

Gepubliceerd: 1995

Genre: oorlogsverhaal

Fragment

Denk na over:

- genre

- perspectief

- personages

- tijd

- spanning

Check leerdoelen

3. Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen inleven en meeleven met een personage.

4. Ik kan uitleggen wat de volgende perspectieven zijn in een verhaal:

- ik-perspectief;

- hij/zij-perspectief;

- wisselend-perspectief.

Vanuit welk perspectief wordt het verhaal verteld?

Morgen

Morgen

In twee groepen:

- theorie in boek afmaken

- lezen in leesboek

- onder begeleiding schrijven