Vouloir présent + ik zou willen

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Doel:
Je weet wat het werkwoord "vouloir" betekent.
Je kan het werkwoord "vouloir" vervoegen. 

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg


- Het werkwood vouloir


Slide 3 - Tekstslide

Vouloir (= willen)
Présent (tegenwoordige tijd) 
Je veux                    Ik wil
Tu veux                    Jij wilt
Il/elle/on veut          Hij/zij/men wilt
Nous voulons         Wij willen
Vous voulez            Jullie willen/ u wilt
Ils/elles veulent      Ze willen

Slide 4 - Tekstslide

Vouloir (= willen)
Let op! 
Om iets beleefd te vragen, gebruik je 

je voudrais                      (letterlijk: ik zou graag willen)

Je voudrais un coca s'il vous plaît
Ik wil graag een cola alstublieft

Slide 5 - Tekstslide

Oefenen 


- Het werkwood vouloir


Slide 6 - Tekstslide

Je veux
Tu veux
Il veut
Elle veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent
Ik wil
Jij wilt
Hij wil
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen

Slide 7 - Sleepvraag

Zet het werkwoord in de présent.
Elle (vouloir)
A
voulons
B
veux
C
voulu
D
veut

Slide 8 - Quizvraag

Voer de juiste vorm van vouloir in:
nous ______________ (présent)

Slide 9 - Open vraag

Voer de juiste vorm van vouloir in:
Mes frères __________ (présent)

Slide 10 - Open vraag

Zet het werkwoord in de présent.
Vous (vouloir)
A
peut
B
peuvent
C
voulons
D
voulez

Slide 11 - Quizvraag

Voer de juiste vorm van vouloir in:
Vous __________ (présent

Slide 12 - Open vraag

Voer de juiste vorm van vouloir in:
Ta copine ______________ (présent)

Slide 13 - Open vraag

Zet het werkwoord in de présent.
Ils (vouloir)
A
veulent
B
voulu
C
veut
D
voulons

Slide 14 - Quizvraag

Voer de juiste vorm van vouloir in:
je ______________ (présent)

Slide 15 - Open vraag

Voer de juiste vorm van vouloir in:
Alexandre __________ (présent)

Slide 16 - Open vraag

Voer de juiste vorm van vouloir in:
les garçons ______________ (présent)

Slide 17 - Open vraag

Check je doel:
Je weet wat het werkwoord "vouloir" betekent.
Je kan het werkwoord "vouloir" vervoegen. 

Slide 18 - Tekstslide