Ned_3g_Week7_les1

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • nakijken werkblad werkwoordspelling
  • p2 doornemen
  • boekopdracht p2
  • vragen
  • uitleg: lezen h3

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD VAN EEN WERKWOORD


 (verven) - het geverfde huis

(ontdooien) - de ontdooide maaltijd

(ontwerpen) - het speciaal ontworpen toestel

Slide 5 - Tekstslide

Blz 80

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Maak de startopdracht
Blz. 80

Slide 8 - Tekstslide

Leerlingen moeten meebeslissen over nieuwe tafels en stoelen op school. [Leerlingen moeten kunnen testen of tafels en stoelen comfortabel zijn]

Tussen haakjes is een:
A
Standpunt
B
Argument

Slide 9 - Quizvraag

[Ik ben van mening dat blind eten een sterk concept is], want zo ervaren mensen op een ongewone manier hoe het is om een visueel handicap te hebben.
A
Argument
B
Standpunt

Slide 10 - Quizvraag

Ik ga liever naar de carnavalsoptocht in Breda, {want de optocht duurt daar minimaal een uur langer dan in Oosterhout.}
A
Waarderend argument
B
Feitelijk argument

Slide 11 - Quizvraag

Ik ga liever naar de carnavalsoptocht in Breda, {want ik vind de optocht in Breda veel mooier.}
A
Waarderend argument
B
Feitelijk argument

Slide 12 - Quizvraag

Voorbeeld 

Feitelijk argument
Voorbeeld: Ik ga liever niet mee naar Parijs (standpunt), want Parijs is een dichtbevolkte stad (argument).

Waarderend argument (niet-feitelijk argument)
Voorbeeld: Ik ga graag mee naar Parijs (standpunt), want Parijs heeft de mooiste musea van de hele wereld (argument).

Slide 13 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

  • enkelvoudige argumentatie
  • nevenschikkende argumentatie 
  • onderschikkende argumentatie

Slide 14 - Tekstslide

Enkelvoudige argumentatie
Een argumentatie die bestaat uit één standpunt en één argument (standpunt > argument).

Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.

Slide 15 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie

 
            Want
Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 

Slide 16 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie
Bij een nevenschikkende argumentatie gebruik je twee of meer argumenten. De argumenten zijn gelijkwaardig en kun je onderling van plaats verwisselen.

Leerlingen moeten meebeslissen over nieuwe tafels en stoelen op school. (want)
1) Leerlingen moeten testen of de stoelen comfortabel zijn. (en)
2) Leerlingen moeten beoordelen of zij tafels en stoelen makkelijk kunnen verschuiven.








Slide 17 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende argumentatie

want                                                                                                                 want

e                            en
Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 
Het is gevaarlijk in het verkeer.
en

Slide 18 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie
Een argumentatie waarin een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (standpunt > argument > argument). Deze argumenten zijn NIET gelijkwaardig, maar ondergeschikt van elkaar.
Zij is de juiste persoon voor die baan van boekverkoopster, want zij heeft ruime ervaring in die branche. (want) Ze heeft namelijk al twee jaar bij een Libris boekhandel gewerkt. 


Slide 19 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie


          want

          want
Het is slecht voor je gezondheid. 
Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je lever. 

Slide 20 - Tekstslide

Je gaat nu zelfstandig verder met het volgende:
Vanaf bladzijde 80, alle opdrachten







timer
15:00

Slide 21 - Tekstslide


Hoe ging het zelfstandig werken?
Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide