Nederlands 3F les 1.5

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Programma
  • Sommige/ sommigen?
  • Aan elkaar of los?
  • Samengestelde werkwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Doelen
  • Je weet wanneer je bij woorden als alle(n) en sommigen(n) een n moet schrijven.
  • Je weet wanneer je woorden aan elkaar moet schrijven.
  • Je weet wat samengestelde werkwoorden zijn en hoe je ze moet spellen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

De man bedreigde ................
A
de Minister-President
B
de minister-president
C
de Minister-president

Slide 10 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Mevrouw J. van Dalen, hoofdbeveiliging
B
mevrouw J. van Dalen, Hoofdbeveiliging
C
mevrouw J. van Dalen, hoofd beveiliging

Slide 11 - Quizvraag

Deze auto is zuiniger dan alle ...
A
andere
B
anderen

Slide 12 - Quizvraag

Er is mij door ... gevraagd wat ik ervan vind.
A
vele
B
velen

Slide 13 - Quizvraag

Ik heet u .............. van harte welkom! Ik weet dat ............ van u van ver komen.
A
alle, sommige
B
alle, sommigen
C
allen, sommigen
D
allen, sommige

Slide 14 - Quizvraag

Wat is juist?
A
De jongens gaan beiden naar school.
B
De beide jongens gaan naar school.
C
A en B zijn allebei juist
D
A en B zijn allebei fout.

Slide 15 - Quizvraag

De politie was snel ..............
A
ter plaatse
B
ter plaatsen
C
terplaatse
D
terplaatsen

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het verschil?
Op deze school zitten 16 tot 18 jarigen.

Op deze school zitten 16- tot 18-jarigen.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Ik zei dat dat hij ........ moest komen
A
hier heen
B
hierheen

Slide 28 - Quizvraag

Hoe kwam hij ............ ?
A
erdoorheen
B
erdoor heen
C
er doorheen

Slide 29 - Quizvraag

In je rapport beschrijf je wat je hebt ..................
A
waargenomen
B
waar genomen

Slide 30 - Quizvraag

Er had een ongeval ........
A
plaatsgevonden
B
plaats gevonden

Slide 31 - Quizvraag

Wat is goed?
A
voetbal inter land
B
voetbal interland
C
voet bal inter land
D
voetbalinterland

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Wat kun je de rest van de les doen?
Werken aan rapporteren
Spelling (en grammatica) in Taalblokken

Slide 35 - Tekstslide