Blok 1 week 3 les 1 achtervoegsel en voorvoegsel

• Spelling
• Basisschool
• Groep 5

12. Achtervoegsel –ig: Ik hoor ug, maar ik schrijf ig. Achtervoegsel –lijk: Ik hoor luk, maar ik schrijf lijk.

QUIZ!

Je krijgt een quiz. Wanneer is het een achtervoegsel?

Welk woord heeft een achtervoegsel

1. vrolijk
2. boos
3. blij
4. gewoon

Welk woord heeft een voorvoegsel?

1. werken
2. verliezen
3. breken
4. snappen

Welk woord heeft een voorvoegsel?

1. bedoelen
2. praten
3. voetballen
4. fietsen

Welk woord is een luchtwoord en heeft een voorvoegsel?

1. beslag
2. onhandig
3. verzacht
4. bezoek

Welk woord heeft een achtervoegsel

1. wonder
2. wonderlijk
3. wonen
4. woonhuis

Welk woord heeft een achtervoegsel?

1. verdrietig
2. koning
3. prinses
4. kroon

Welk woord heeft een achtervoegsel?

1. voetballen
2. gelukkig
3. spelen
4. button

Welk woord heeft een achtervoegsel?

1. leuk
2. werken
3. stoer
4. gewoonlijk

Je bent klaar met je spellingsles