TL H4.2 Soorten ondernemingen KB H4.1

TL H4.2 Soorten ondernemingen 
KB H4.1 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Lambert.smit1996@hotmail.comMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

TL H4.2 Soorten ondernemingen 
KB H4.1 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet welke soorten bedrijven je allemaal kan oprichten en wat de verschillen zijn tussen elke soort.
  • Je weet in welke sectoren bedrijven zitten en kunnen werken
  • Je weet wat het verschil is tussen geregistreerde werkloosheid en verborgen werkloosheid 
  • Nakijkblad H3 staat vanaf morgenmiddag op magister

Slide 2 - Tekstslide

Wat waren ook alweer de vijf arbeidsmotieven? 
  • Geld verdienen
  • Voor de sociale contacten
  • Om iets nuttigs te doen in je leven
  • Om regelmaat te hebben in je leven
  • Om nieuwe dingen te leren*

Slide 3 - Tekstslide

Waarom zou iemand een eigen bedrijf starten?
  • Als het je lukt om een goed bedrijf te beginnen, kun je veel geld verdienen.
  • Je wilt niet voor iemand werken, maar lekker je eigen gang gaan en je eigen ding doen.


Slide 4 - Tekstslide

Als je een bedrijf begint moet je kiezen uit een ondernemingsvorm
  • Je hebt de volgende ondernemingsvormen:
  • Eenmanszaak
  • Vof
  • BV
  • NV
  • Stichting
  • (Ook heb je nog ZZPer, maar daar hebben we het gisteren al over gehad) 





Slide 5 - Tekstslide

Eenmanszaak
  • Er is 1 eigenaar die de baas is. De ondernemer kan wel personeel in dienst hebben.
  • Het geld van het bedrijf en het geld van de eigenaar zijn niet van elkaar gescheiden. Dat betekent dat de schuldeisers van het bedrijf de privé spullen van de eigenaar kan claimen.
  • De eigenaar betaalt inkomstenbelasting.





Slide 6 - Tekstslide

VOF (vennootschap onder firma)
  • Er zijn 2 of meerdere eigenaren.
  • Het geld van het bedrijf en het geld van de eigenaren zijn niet van elkaar gescheiden. Dat betekent dat de schuldeisers van het bedrijf de privé spullen van de eigenaren kan claimen.
  • De eigenaar betaalt inkomstenbelasting.



Slide 7 - Tekstslide

BV (Besloten vennootschap)
  • De eigenaren zijn aandeelhouders.
  • De aandelen van het bedrijf kunnen niet vrij worden verhandeld en de aandelen komen op naam te staan.
  • Een ondernemingsvorm waarbij het geld van het bedrijf en eigenaren gescheiden zijn. Ook de schulden zijn gescheiden. Als een bedrijf failliet gaat kunnen de schuldeisers niet het privé geld van de eigenaren claimen.
  • Over de winst word vennootschapsbelasting betaald.

Slide 8 - Tekstslide

NV (Naamloze vennootschap) 
  • De eigenaren zijn aandeelhouders.
  • De aandelen van het bedrijf kan vrij mee worden gehandeld.
  • 2 ondernemingsvormen waarbij het geld van het bedrijf en eigenaren gescheiden zijn. Ook de schulden zijn gescheiden. Als een bedrijf failliet gaat kunnen de schuldeisers niet het privé geld van de eigenaren claimen.
  • Over de winst word vennootschapsbelasting betaalt.

Slide 9 - Tekstslide

Stichting
  • Een bedrijf die is opgericht voor een bepaald doel.
  • De stichting mag geen winst maken en moet al het geld dat ze verdienen voor hun doel gebruiken.
  • Ze mogen wel werknemers in dienst nemen.


Slide 10 - Tekstslide

Hoe heet de bedrijfsvorm waarbij de organisatie geen winst wil maken.

Slide 11 - Open vraag

Als je later werkt werk je in 1 van de volgende sectoren 
  • Primaire sector
  • Dit zijn alle bedrijven die grondstoffen winnen, zoals landbouw, visserij en mijnbouw 
  • Secundaire sector
  • Dit zijn alle bedrijven die de grondstoffen van de primaire sector bewerken, zoals bouwbedrijven, fabrieken en ambachtsbedrijven (slager / bakker) 
  • Tertiaire sector
  • Dit zijn alle bedrijven die winst willen maken en diensten leveren, zoals banken, winkels, transportbedrijven 
  • Quartaire sector 
  • Dit zijn alle organisaties die geen winst willen maken en diensten leveren, zoals scholen, ziekenhuizen en de brandweer. 

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig werken 
Huiswerk:

TL: Maak opgave 2, 3, 4, 5, 7, 9, 10, 11 & 12 van H4.2
KB: Maak opgave 2, 3, 5, 6a, 7 & 8 van H4.1 



Slide 13 - Tekstslide