Powercollege 6_Sectoren

Powercollege 6_sectoren en ondernemingsvormen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Powercollege 6_sectoren en ondernemingsvormen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Na deze les kun je vertellen welke productiesectoren er zijn en je kunt voorbeelden van beroepen noemen in de verschillende sectoren.
  • Je weet het verschil tussen formele en informele sector.
  • Je weet wat arbeidsverdeling is
  • Je weet in  welke 5 ondernemingsvormen in een land zijn

Slide 2 - Tekstslide

In de economie zijn er 4 productiesectoren:
  • Primaire sector: Alle bedrijven die grondstoffen winnen zoals landbouw, mijnbouw en visserij.
  • Secundaire sector:  Alle bedrijven die een grondstof bewerken zoals industrie & bouw.
  • Tertiaire sector: Alle bedrijven die een dienst verlenen en winst willen makken  (bijv. winkels,)
  • Quartaire sector: Alle organisaties die en dienst verlenen en geen winst willen maken (bijv. scholen, brandweer)



Slide 3 - Tekstslide

Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 4 - Quizvraag

Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 5 - Quizvraag

Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 6 - Quizvraag

Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 7 - Quizvraag

Formele en informele sector
  • De formele sector = De sector waarin mensen betaalt werk doen en belasting betalen 
  • De informele sector = De sector waarin mensen onbetaald werk (grijs werken) doen of zwart werken 

Slide 8 - Tekstslide

Welk kenmerk hoort bij de formele sector?
A
Wisselende inkomsten
B
Geen belasting betalen
C
Vast inkomen
D
Geen uitkering bij ziekte

Slide 9 - Quizvraag

Welk kenmerk hoort bij de informele sector?
A
Telt mee voor het BBP
B
Geen uitkering bij ziekte
C
Vast inkomen
D
Belasting betalen

Slide 10 - Quizvraag

Werknemer of toch maar ondernemer
  • Veel mensen werken voor een bedrijf en zijn werknemer.
  • Er zijn ook mensen, die niet voor een bedrijf, organisatie of overheid werken.
  • Dit zijn zelfstandigen


Slide 11 - Tekstslide

Waarom zou iemand werken voor bedrijf, organisatie of overheid?
  • Je hebt recht op een aantal dagen vakantie
  • Je hebt recht op een bepaalt salaris wat je minimaal elke maand krijgt voor je gewerkte uren.
  • Je hebt recht op een uitkering, wanneer je werkloos wordt (en je hier zelf niks aan kunt doen)
  • Je hebt gewoon meer zekerheid

Slide 12 - Tekstslide

Waarom zou iemand een eigen bedrijf starten?
  • Als het je lukt om een goed bedrijf te beginnen, kun je veel geld verdienen.
  • Je wilt niet voor iemand werken, maar lekker je eigen gang gaan en je eigen ding doen.





Slide 13 - Tekstslide

Als je een bedrijf begint moet je kiezen uit een ondernemingsvorm
  • Je hebt de volgende ondernemingsvormen:
  • ZZP'er
  • Eenmanszaak
  • Vof
  • BV
  • NV




Slide 14 - Tekstslide

ZZP'er
  • Er is 1 eigenaar die de baas is. De ondernemer MAG GEEN personeel in dienst hebben.
  • Het geld van het bedrijf en het geld van de eigenaar zijn niet van elkaar gescheiden. Dat betekent dat de schuldeisers van het bedrijf de privé spullen van de eigenaar kan claimen.
  • De eigenaar betaalt inkomstenbelasting.





Slide 15 - Tekstslide

Eenmanszaak
  • Er is 1 eigenaar die de baas is. De ondernemer kan wel personeel in dienst hebben.
  • Het geld van het bedrijf en het geld van de eigenaar zijn niet van elkaar gescheiden. Dat betekent dat de schuldeisers van het bedrijf de privé spullen van de eigenaar kan claimen.
  • De eigenaar betaalt inkomstenbelasting.





Slide 16 - Tekstslide

VOF
  • Er zijn 2 of meerdere eigenaren.
  • Het geld van het bedrijf en het geld van de eigenaren zijn niet van elkaar gescheiden. Dat betekent dat de schuldeisers van het bedrijf de privé spullen van de eigenaren kan claimen.
  • De eigenaar betaalt inkomstenbelasting.



Slide 17 - Tekstslide

BV (Besloten vennootschap)
  • De eigenaren zijn aandeelhouders.
  • De aandelen van het bedrijf kunnen niet vrij worden verhandeld en de aandelen komen op naam te staan.
  • Een ondernemingsvorm waarbij het geld van het bedrijf en eigenaren gescheiden zijn. Ook de schulden zijn gescheiden. Als een bedrijf failliet gaat kunnen de schuldeisers niet het privé geld van de eigenaren claimen.
  • Over de winst word vennootschapsbelasting betaald.

Slide 18 - Tekstslide

NV (Naamloze vennootschap) 
  • De eigenaren zijn aandeelhouders.
  • De aandelen van het bedrijf kan vrij mee worden gehandeld.
  • 2 ondernemingsvormen waarbij het geld van het bedrijf en eigenaren gescheiden zijn. Ook de schulden zijn gescheiden. Als een bedrijf failliet gaat kunnen de schuldeisers niet het privé geld van de eigenaren claimen.
  • Over de winst word vennootschapsbelasting betaalt.

Slide 19 - Tekstslide

Arbeidsverdeling
  • Je laat mensen constant dezelfde taak uitvoeren.
  • Op deze manier worden ze steeds beter in die taak en kunnen ze de taak sneller doen. 
  • Dit noemen we specialiseren.

Slide 20 - Tekstslide