Voorzetselvoorwerp: Een zinsdeel met een voorzetsel erin. ( Ik houd
van sushi.Voorwaarden wanneer het een voorzetselvoorwerp is:
1. Het voorzetsel moet in een zinsdeel zijn.
2. Het voorzetsel moet een vaste combinatie zijn met een werkwoord. (je kunt het voorzetsel niet door een ander voorzetsel vervangen)
3. Het voorzetsel moet geen plaats betekenen. (Ik hang de jas op de kapstok)