2.1 Geld maakt het makkelijker

2.1 - Geld maakt het makkelijker
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

2.1 - Geld maakt het makkelijker

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Leerdoelen 2.1
  • Je kan uitleggen wat chartaal geld is
  • Je kan uitleggen wat giraal geld is
  • Je kunt voorbeelden geven van elektronisch betalen
  • Je kunt een nieuw saldo berekenen

Slide 3 - Tekstslide

Hoe betaal jij het meest?
A
Contant geld
B
Pinpas

Slide 4 - Quizvraag

Wist je dat?
- Muntgeld al bestaat sinds de tijd van de Grieken en de romeinen?
- in 960 vonden de Chinezen papiergeld uit;
- Marco Polo ontdekte dit en vertelde dit door;
- Europeanen gingen pas in 1800 bankbiljetten gebruiken

Lees het stukje niet- tastbaar geld op blz. 49 KGT

Slide 5 - Tekstslide

Soorten geld
Er zijn 2 soorten geld:

Chartaal (= munten en bankbiljetten, tastbaar)

Giraal (= geld dat op de bank/je bankrekening staat, niet tastbaar)

Slide 6 - Tekstslide

Elektronisch betalen

Internet
Bankpas
Telefoon

Slide 7 - Tekstslide

Een ander woord voor contant geld is?
A
euro
B
chantaal geld
C
giraal geld
D
chartaal geld

Slide 8 - Quizvraag

Giraal geld is:

(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Muntjes
B
Tikkie (via telefoon)
C
Bankbiljetten
D
Internet bankieren

Slide 9 - Quizvraag

Welk soort geld herken je?

1. Sofie betaalt bij de kassa van de AH met haar pinpas
2. Sem betaalt bij de kassa van de AH met een biljet van € 20
A
Beide chartaal
B
Beide giraal
C
1= chartaal 2= giraal
D
1= giraal 2= chartaal

Slide 10 - Quizvraag

0

Slide 11 - Video

Saldo
= bedrag dat op je bankrekening/account staat

Nieuw saldo berekenen
Oud saldo + ontvangsten - uitgaven = nieuw saldo

Slide 12 - Tekstslide

Nina heeft 1250 euro op haar bankrekening. Ze ontvangt 90 euro van haar vriend.
Bij de jumbo pint ze 120 euro.

Wat is haar nieuwe saldo?

Slide 13 - Open vraag

Je pint geld bij de pinautomaat.
A
Je saldo daalt
B
Je saldo stijgt

Slide 14 - Quizvraag

Je saldo was € 250,-.
Je hebt nieuwe sportschoenen gekocht voor € 125,- en een trainingspak voor € 200,-.
Van je ouders heb je € 100,- kleedgeld gekregen.

Wat is je nieuwe saldo?
A
-€ 175,-
B
€ 675,-
C
€ 25,-
D
€ 425,-

Slide 15 - Quizvraag

Je krijgt jouw zakgeld op je bankrekening gestort.
A
Je saldo daalt
B
Je saldo stijgt

Slide 16 - Quizvraag

Het saldo op je bankrekening is € 27,50.
In je portemonnee heb je € 21,70.
Met je pinpas neem je € 20 op.

Hoeveel chartaal geld en hoeveel giraal geld heb je daarna?
A
Chartaal: € 7,50 Giraal: € 41,70
B
Chartaal: € 27,50 Giraal: € 20,00
C
Chartaal: € 41,70 Giraal: € 7,50
D
Chartaal: € 20,00 Giraal: € 5,80

Slide 17 - Quizvraag