Grammatica Les 2

Grammatica 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 

Slide 1 - Tekstslide

Zie voor uitgebreidere uitleg werkvorm doen/zijn:

http://grammaticadidactiek.ruhosting.nl/docs/Activerende%20didactiek%20grammatica.pdf
Lesdoelen
Aan het einde van deze les weet je:
  1. wat het verschil is tussen doen-zinnen en zijn-zinnen.
  2. wat een persoonsvorm is.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les
Herhaling vorige les 10 minuten
- Peuterzinnen
Doen  en  Zijn
- Persoonsvorm

Oefenen Persoonsvorm

HW: Aantekeningen inleveren


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Peuter-zinnen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doen-zinnen en zijn-zinnen
Doen
Zijn
Oma doet breien
Mama is lief
Papa doet slapen
Auto is rood
Tante doet zingen
Popje is stout 
Tommie doet lachen
Broertje is boos
Hondje doet blaffen
Meloen is bah
Treintje doet tsjoektsjoek
Snoepje is lekker

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
Wat je ziet is dat een werkwoord meerdere vormen kan hebben: naast zijn heb je is, naast kunnen heb je kan, enzovoorts. 


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
Verschillende vormen van een werkwoord passen bij de persoon over wie iets gezegd wordt. 

De vorm van het werkwoord past bij de persoon/personen in de zin.

Mama past bij is, en popjes past bij zijn. Daarom noemen we die vormen de persoonsvorm.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
Werkwoord koken                                                 Werkwoord lachen

Ik kook                                                                        Ik lach

Jij kookt                                                                     Jij lacht

Wij koken                                                                  Wij lachen          

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
Jan loopt naar school.

Jan en Kees lopen naar school.


Geef bij de volgende zinnen aan wat de persoonsvorm is.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Harry en Ron heffen hun toverstaf.
A
Harry
B
heffen
C
Harry en Ron
D
hun toverstaf

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hermelien zit in de bibliotheek.
A
zit
B
de bibliotheek
C
Hermelien
D
in

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dumbledore vraagt Hagrid om hulp.
A
Dumbledore
B
Hagrid
C
om hulp
D
vraagt

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Harry woont in de bezemkast bij zijn oom en tante.
A
oom en tante
B
in de bezemkast
C
Harry
D
woont

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
Harry en Ron heffen hun toverstaf.
Hermelien zit in de bibliotheek.
Dumbledore vraagt Hagrid om hulp.
Harry woont in de bezemkast bij zijn oom en tante.


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
Harry en Ron heffen hun toverstaf.
Hermelien zit in de bibliotheek.
Dumbledore vraagt Hagrid om hulp.
Harry woont in de bezemkast bij zijn oom en tante.


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er met de persoonvorm als je de tijd van de zin verandert?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er met de persoonvorm als je de zin vragend maakt?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Weet je het verschil tussen doen-zinnen en zijn-zinnen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Kun je een persoonsvorm vinden in een zin?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les
Grammatica

  1. Verder oefenen met persoonsvorm.
  2. Verder oefenen doen-zinnen en zijn-zinnen.
  3. Gezegde.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies