3.2 Metalen en zouten

3.2 Metalen en zouten
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.2 Metalen en zouten

Slide 1 - Tekstslide

3.2 Metalen en zouten

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
  • 3.1 herhalen
  • 3.2 Metalen en zouten (p. 76-79)

  • Aan de slag!

Slide 3 - Tekstslide

3.2 Metalen en zouten






Metaalbinding = de binding tussen metaalionen

Slide 4 - Tekstslide

3.2 Metalen en zouten





Ionbinding = de binding tussen + en - ionen (heel sterk)
Dit noem je een ionaire verbinding (zout)

Slide 5 - Tekstslide

Metaalrooster
Legering

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een metaalrooster?
A
B
C
D

Slide 7 - Quizvraag

Waarom kan calcium zo goed stroom geleiden (uitleg op micro niveau)
A
Metalen geleiden altijd goed stroom
B
In een metaalrooster heb je vrije elektronen
C
Metalen hebben een positieve kern
D
Stroom is de beweging van elektronen

Slide 8 - Quizvraag

In welke 3 groepen kun je stoffen indelen op basis van hun elektrisch geleidingsvermogen?
A
Halogenen, Metalen, Zouten
B
Metalen, Niet-metalen, Zouten
C
Niet-metalen, Zouten, Moleculaire stoffen
D
Metalen, Zouten, Moleculaire stoffen

Slide 9 - Quizvraag

Metalen kunnen:
A
In vaste en vloeibare fase NIET geleiden
B
In vaste fase en in vloeibare fase WEL geleiden
C
In vaste fase WEL geleiden in vloeibare fase NIET
D
In vaste fase NIET geleiden, in vloeibare fase WEL

Slide 10 - Quizvraag

Hoe heet een verbinding tussen een metaal en een niet-metaal
A
moleculaire stof
B
zout
C
atomaire stof
D
legering

Slide 11 - Quizvraag

welk metaal is een edel-metaal?
A
Au
B
Na
C
Li
D
Hg

Slide 12 - Quizvraag

Metaal, zout of niet metaal?
NaCH3COO
A
Metaal
B
Niet Metaal
C
Zout

Slide 13 - Quizvraag

Metalen zijn:
A
C, H en O
B
He, Ne en Rn
C
Si, P en Cl
D
Li, Na en Fe

Slide 14 - Quizvraag

Moleculaire stoffen zijn opgebouwd uit de deeltjes:
A
metalen én niet-metalen
B
ionen
C
niet-metalen
D
metalen

Slide 15 - Quizvraag

Welke stof of mengsel heeft een ionbinding?
A
fluor
B
natriumchloride
C
ijzer
D
ijzer en chroom

Slide 16 - Quizvraag

Zouten zijn moleculaire stoffen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Moleculaire stoffen kunnen:
A
In vaste en vloeibare fase NIET geleiden
B
In vaste fase en in vloeibare fase WEL geleiden
C
In vaste fase WEL geleiden in vloeibare fase NIET
D
In vaste fase NIET geleiden, in vloeibare fase WEL

Slide 18 - Quizvraag

Een zout is opgebouwd uit?
A
ionen
B
moleculen
C
atomen

Slide 19 - Quizvraag

Zouten kunnen:
A
In vaste en vloeibare fase NIET geleiden
B
In vaste fase en in vloeibare fase WEL geleiden
C
In vaste fase WEL geleiden in vloeibare fase NIET
D
In vaste fase NIET geleiden, in vloeibare fase WEL

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een zout?
A
Een verbinding van een metaal ion en een niet-metaal ion
B
een verbinding van twee metalen
C
een verbinding van twee niet-metalen
D
een moleculaire stof die kan oplossen in water

Slide 21 - Quizvraag

Bij deze stof is er in de vaste fase sprake van...
A
metaalbindingen en ionbindingen
B
atoombindingen en molecuulbindingen
C
ionbindingen en atoombindingen
D
ionbindingen

Slide 22 - Quizvraag

Welke bindingen zijn aanwezig in het molecuul hexaan (C₆H₁₄)?
A
metaalbinding
B
atoombinding
C
ionbinding
D
VanderWaalsbinding

Slide 23 - Quizvraag

Hoe heet de binding tussen de deeltjes in een zout?
A
Zoutbinding
B
Vanderwaalsbinding
C
Atoombinding
D
Ionbinding

Slide 24 - Quizvraag

Welke bindingen worden verbroken bij het oplossen van zout in water
A
Atoombindingen
B
Molecuulbindingen
C
Verbindingen
D
Ionbindingen

Slide 25 - Quizvraag

Geleidt een legering nog steeds stroom?
A
Nee, want het metaalrooster is verstoord
B
Ja, want een legering voldoet nog aan de voorwaarden voor stroomgeleiding
C
Nee, want de elektronen van de twee metalen zijn gemengd
D
Ja, maar alleen wanneer er geen niet-metalen zoals koolstof zijn ingebouwd.

Slide 26 - Quizvraag

Welk soort roosters hebben vast magnesiumjodide, MgI₂ (s) en vast jood, I₂ (s)?
A
beide hebben een metaalrooster
B
beide hebben een ionrooster
C
Magnesiumjodide heeft een metaalrooster en jood heeft een molecuulrooster
D
Magnesiumjodide heeft een ionrooster en jood heeft een molecuulrooster

Slide 27 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak 3.2 opdr. 10 t/m 19 (p. 80)

Huiswerk: Afmaken opdr. 10 t/m 19 (p. 80)







Slide 28 - Tekstslide