2122 5V Talent, Vakboek H12.3 Retorische middelen (les 13)

Talent, Vakboek H12.3
Retorische middelen
-inleiding-
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Talent, Vakboek H12.3
Retorische middelen
-inleiding-

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat zijn retorische middelen?
Je gebruikt retorische middelen om een tekst aantrekkelijker te maken!
Beeldspraak (zoals metaforen en metoniemen), stijlfiguren (zoals hyperbolen en understatements, uitdrukkingen en rijm vallen onder de retorische middelen. Maar er zijn er nog meer, zoals:
- de repetitio
- de enumeratio
- de opsomming in drieën
- drieslag
- de climax
- omgekeerde climax

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wat valt je op aan het taalgebruik van de spreker die je zojuist hebt gezien?

Slide 5 - Open vraag

Repetitio
Hierbij wordt er gebruik gemaakt van een herhaling van woorden om datgene wat je zegt te onderstrepen.
Voorbeelden:
Uur na uur bleef het stil.
Tijdens het kamp was het macaroni en nog eens macaroni wat we kregen.

Slide 6 - Tekstslide

Enumeratio
Dit is een (lange) opsomming.
Voorbeelden:
Rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan.
Plastic, blikjes, peuken, papier en lege zakjes gooien ze zomaar in de berm.

Slide 7 - Tekstslide

Opsomming in drieën (drieslag)
De naam zegt het al: er worden drie dingen opgesomd. 
Voorbeelden:
Te land, ter zee en in de lucht.
De soldaten vochten voor God, vaderland en Oranje.

Slide 8 - Tekstslide

Climax
Dit is een opsomming die naar een hoogtepunt voert.
Voorbeelden:
Eerst mochten we geen handen schudden, toen niet meer sporten en nu zelfs de deur niet meer uit.
Het team ging voor brons, hoopte toen op zilver, maar heeft goud gewonnen.

Slide 9 - Tekstslide

Een climax is een
A
herhaling
B
opsomming in drieën
C
lange opsomming
D
opsomming die naar een hoogtepunt voert

Slide 10 - Quizvraag

Een repetitio is een
A
schijnbare tegenspraak
B
herhaling
C
opsomming in drieën
D
opsomming die naar een hoogtepunt voert

Slide 11 - Quizvraag

Een enumeratio is een
A
(lange) opsomming
B
herhaling
C
schijnbare tegenspraak
D
opsomming in drieën

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een opsomming in drieën?
A
fout, fout, fout
B
Eerst wandelde hij, toen ging hij over in een draf en uiteindelijk begon hij te sprinten.
C
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
D
rust, reinheid, regelmaat

Slide 13 - Quizvraag

Veni, vidi, vici
(Ik kwam, ik zag, ik overwon)
Dit is een:
A
drieslag
B
hyperbool (sterke overdrijving)
C
enumeratio
D
climax

Slide 14 - Quizvraag

Je hebt mensen en mensen.

Dit is een:
A
climax
B
drieslag
C
repititio
D
enumeratio

Slide 15 - Quizvraag

Zij begon op het vmbo, ging naar havo, toen naar het hbo en zit nu op de universiteit.
A
repititio
B
opsomming in drieën
C
enumeratio
D
climax

Slide 16 - Quizvraag

Regenwouden, tropische stranden, exotische dieren en bijzondere steden hebben we gezien. Dit is een:
A
repetitio
B
enumeratio
C
opsomming in drieën (drieslag)
D
climax

Slide 17 - Quizvraag

aan de slag
In de les: opdrachten bij tekst 4 (p.62-63) opdracht 2 (maken en bespreken)
Huiswerk: opdrachten bij tekst 4 (p.62-63) > 
opdracht 3 t/m 7a

Slide 18 - Tekstslide