8.2 Transcriptie & Translatie

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
8.2 Transcriptie & Translatie
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
8.2 Transcriptie & Translatie

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we al over DNA transcriptie en translatie?

Slide 2 - Tekstslide

Transcriptie en translatie
Bedenk zelf een basevolgorde van een gen, begin met TAC.
Maak ook de complementaire streng.
Vermeld ook de 3` en 5` kant.
Vervolgens vertaal je het DNA naar RNA.
Vertaal zelf je RNA naar een aminozuurketen/ polypeptideketen.
Check de juiste BINAS tabellen!




Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Doel 8.2
Je leert hoe een cel informatie uit het DNA omzet naar eiwitten

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Transcriptie





RNA polymerase bindt aan een promotor








Slide 8 - Tekstslide

Transcriptie





De promotor wordt herkend door RNA polymerase door speciale nucleotidevolgorde: 3’-TATAAA-5’ (TATA-box)

Slide 9 - Tekstslide

Transcriptie





RNA polymerase leest het DNA van 3’ naar 5’ en bouwt het RNA molecuul op van 5’ naar 3’


Slide 10 - Tekstslide

Transcriptie





De transciptie begint vóór het daadwerkelijke gen



Slide 11 - Tekstslide

Transcriptie





De transcriptie eindigt ná het daadwerkelijke gen bij 3’- TTATTT-5’ (eindsignaal / terminator)




Slide 12 - Tekstslide

Transcriptie





RNA polymerase koppelt af
=> pre mRNA is ontstaan.





Slide 13 - Tekstslide

RNA transcriptie





Nucleotide van DNA en RNA zijn vegelijkbaar maar niet hetzelfde.



Slide 14 - Tekstslide

RNA splicing





Genen (DNA) bevatten introns (niet coderende delen) en exons (wél coderende delen)





Slide 15 - Tekstslide

RNA splicing





Het pre mRNA dat ontstaat bevat dezelfde introns en exons






Slide 16 - Tekstslide

RNA splicing





De introns moeten uit het RNA geknipt worden: splicing






Slide 17 - Tekstslide

RNA splicing





mRNA ontstaat. Daarna verlaat het mRNA de kern.






Slide 18 - Tekstslide

Translatie




Ribosomaal RNA (rRNA) bindt aan het 5’-einde van een mRNA molecuul (eerst deel 1 daarna deel 2) 







Slide 19 - Tekstslide

Translatie




Schuift richting 3’ op zoek naar startcodon
VAN 5’ NAAR 3’ DUS!!








Slide 20 - Tekstslide

Translatie




tRNA transporteert de aminozuren
tRNA heeft aan de bindingskant een ‘anticodon’ van het betreffende codon









Slide 21 - Tekstslide

Translatie




tRNA met anticodon 3’-UAC-5’ bindt aan het startcodon (AUG)
Dit tRNA draagt het  aminozuur Methionine









Slide 22 - Tekstslide

Translatie




Na de koppeling van het volgende tRNA molecuul  worden de aminozuren aan elkaar gekoppeld door het ribosoom










Slide 23 - Tekstslide

Translatie




het lege tRNA molecuul wordt losgekoppeld 











Slide 24 - Tekstslide

Translatie




Het ribosoom schuift één codon op en het proces gaat weer hetzelfde: tRNA bindt, aminozuur wordt gekoppeld, leeg tRNA wordt losgekoppeld, enz enz.











Slide 25 - Tekstslide

Translatie




Bij het stopcodon worden de polypeptideketen, het laatste lege tRNA en het mRNA van de ribosoom losgekoppeld.












Slide 26 - Tekstslide

tRNA
De meeste organismen hebben maximaal 45 verschillende tRNA moleculen (en er zijn 64 codons mogelijk).

Slide 27 - Tekstslide

tRNA
Sommige tRNA moleculen passen ook op een codon met een niet precies passende laatste base (wiebelbase)

Slide 28 - Tekstslide

tRNA
Bijvoorbeeld:
codons voor Serine, AGC en AGU, worden gelezen door 
tRNA met anticodon UCG

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Doel 8.2
Je hebt geleerd hoe een cel informatie uit het DNA omzet naar eiwitten

Slide 31 - Tekstslide

Begrippen 8.2
mRNA, transcriptie, RNA-polymerase, promotor, TATA-box, matrijsstreng/ template, afleesrichting, coderende streng, eindsignaal, UTR, pre-mRNA, splicing, exons, translatie, genetische code, tRNA`s, stopcodon, wiebelbase

Slide 32 - Tekstslide

En wat nu?
In de online methode.
Iets met de planner.
Iets met Bioplek en NGBiologie
Iets met "val de docent niet lastig".

Slide 33 - Tekstslide