3.2 Het christendom in Europa

De Middeleeuwen
Tijdvak 3 Tijd  van monniken en ridders
500-1000

3.2 Het christendom in Europa
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De Middeleeuwen
Tijdvak 3 Tijd  van monniken en ridders
500-1000

3.2 Het christendom in Europa

Slide 1 - Tekstslide

Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Slide 2 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
9. Het ontstaan en de verspreiding van de islam
10. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
11. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.
12. De verspreiding van het christendom in geheel Europa.
Leer ze uit je hoofd!

Slide 3 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten  - welk woord weg?
  • 9. Het ontstaan en ..............?............... van de islam
  • 10. De .................?................... in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
  • 11. Het ontstaan van ................?..................... in het bestuur.
  • 12. De verspreiding van het christendom in .................?.................
Leer ze uit je hoofd!

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
9. Het ontstaan en de verspreiding van de islam
10. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
11. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.
12. De verspreiding van het christendom in geheel Europa.
Leer ze uit je hoofd!

Slide 5 - Tekstslide

3. Geef aan hoe Germaanse vorsten hun vazallen beloonden.
Continuïteit en verandering 
Soms leiden gebeurtenissen tot veranderingen. Zo’n verandering heet discontinuïteit. Veranderingen herken je door uit te leggen wat de situatie voor en na de verandering was.

Als situaties langere tijd hetzelfde blijven, is er sprake van continuïteit. Vaak is bij gebeurtenissen en ontwikkelingen sprake van zowel continuïteit als verandering. De Reformatie veroorzaakte grote veranderingen in de kerk en in het geloof (discontinuïteit). Maar niet alles veranderde: de invloed van het geloof op het dagelijks leven van mensen was en bleef groot (continuïteit).

Slide 6 - Tekstslide

3. Geef aan hoe Germaanse vorsten hun vazallen beloonden.


Het antwoordmodel:
Germaanse vorsten beloonden hun vazallen met een deel van de buit.
Continuïteit en verandering 
Soms leiden gebeurtenissen tot veranderingen. Zo’n verandering heet discontinuïteit. Veranderingen herken je door uit te leggen wat de situatie voor en na de verandering was.

Als situaties langere tijd hetzelfde blijven, is er sprake van continuïteit. Vaak is bij gebeurtenissen en ontwikkelingen sprake van zowel continuïteit als verandering. De Reformatie veroorzaakte grote veranderingen in de kerk en in het geloof (discontinuïteit). Maar niet alles veranderde: de invloed van het geloof op het dagelijks leven van mensen was en bleef groot (continuïteit).

Slide 7 - Tekstslide

4. Geef aan wat Karel Martel hierin veranderde.
Continuïteit en verandering 
Soms leiden gebeurtenissen tot veranderingen. Zo’n verandering heet discontinuïteit. Veranderingen herken je door uit te leggen wat de situatie voor en na de verandering was.

Als situaties langere tijd hetzelfde blijven, is er sprake van continuïteit. Vaak is bij gebeurtenissen en ontwikkelingen sprake van zowel continuïteit als verandering. De Reformatie veroorzaakte grote veranderingen in de kerk en in het geloof (discontinuïteit). Maar niet alles veranderde: de invloed van het geloof op het dagelijks leven van mensen was en bleef groot (continuïteit).

Slide 8 - Tekstslide

4. Geef aan wat Karel Martel hierin veranderde.


Karel Martel beloonde vazallen ook met grond in leen
Continuïteit en verandering 
Soms leiden gebeurtenissen tot veranderingen. Zo’n verandering heet discontinuïteit. Veranderingen herken je door uit te leggen wat de situatie voor en na de verandering was.

Als situaties langere tijd hetzelfde blijven, is er sprake van continuïteit. Vaak is bij gebeurtenissen en ontwikkelingen sprake van zowel continuïteit als verandering. De Reformatie veroorzaakte grote veranderingen in de kerk en in het geloof (discontinuïteit). Maar niet alles veranderde: de invloed van het geloof op het dagelijks leven van mensen was en bleef groot (continuïteit).

Slide 9 - Tekstslide

5. Geef aan wat Karel de Grote hierin veranderde.
Continuïteit en verandering 
Soms leiden gebeurtenissen tot veranderingen. Zo’n verandering heet discontinuïteit. Veranderingen herken je door uit te leggen wat de situatie voor en na de verandering was.

Als situaties langere tijd hetzelfde blijven, is er sprake van continuïteit. Vaak is bij gebeurtenissen en ontwikkelingen sprake van zowel continuïteit als verandering. De Reformatie veroorzaakte grote veranderingen in de kerk en in het geloof (discontinuïteit). Maar niet alles veranderde: de invloed van het geloof op het dagelijks leven van mensen was en bleef groot (continuïteit).

Slide 10 - Tekstslide

5. Geef aan wat Karel de Grote hierin veranderde.

Karel de Grote beloonde niet alleen krijgsmannen/vazallen, maar ook graven en hertogen met lenen.
Continuïteit en verandering 
Soms leiden gebeurtenissen tot veranderingen. Zo’n verandering heet discontinuïteit. Veranderingen herken je door uit te leggen wat de situatie voor en na de verandering was.

Als situaties langere tijd hetzelfde blijven, is er sprake van continuïteit. Vaak is bij gebeurtenissen en ontwikkelingen sprake van zowel continuïteit als verandering. De Reformatie veroorzaakte grote veranderingen in de kerk en in het geloof (discontinuïteit). Maar niet alles veranderde: de invloed van het geloof op het dagelijks leven van mensen was en bleef groot (continuïteit).

Slide 11 - Tekstslide

uitleg par 3.2

Slide 12 - Tekstslide

3.2 Het christendom in Europa
3.2 Het christendom in Europa, leerdoelen
1. Je kunt uitleggen waardoor het christendom na het einde van het west- Romeinse Rijk een terugval doormaakte.
2. Je kunt beschrijven hoe het christendom zich in de vroege middeleeuwen over Europa verspreidde.
3. Je kent het belang van de overgang van Clovis naar het christendom.
4. Je begrijpt het wederzijds belang dat geestelijken en vorsten hadden bij samenwerking.
5. Je kunt de rol van kloosters beschrijven op het gebied van wetenschap en cultuur.
KA
12. De verspreiding van het christendom in geheel Europa.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

3.2 Het christendom in Europa
Het christendom verliest na de val van het R.R. terrein: veel Germaanse koningen en hun stammen houden vast aan hun eigen religieuze gewoontes.

496 - Clovis, koning van de Franken, laat zich dopen en sluit zich aan bij de belangrijkste stroming van het christendom. Dit levert hem de steun op van veel machtige bisschoppen. Hij verovert heel Gallië en de Franken moeten verplicht christen worden. (serieuze bekering of politiek motief?)
Het christendom gaat zich nu verspreiden over Europa.

De bekering van de Franken

Slide 15 - Tekstslide

Christendom 300 - 500, groene delen zijn christelijk
Christendom rond 1300, paarse deel is christelijk

Slide 16 - Tekstslide

Getallen
  • 300:  
  • (10% van de bevolking)
  • 2.5 – 3 miljoen

  • 1300:
  • (80-90% van de bevolking)
  • 63 – 71 miljoen

Slide 17 - Tekstslide

3.2 Het christendom in Europa
De koningen beschermden de geestelijken en de geestelijken ondersteunden de koning. Dit was een win-win situatie:

- De koning beschermde de geestelijken met wetgeving en het zwaard, en ze gaven grond en andere goederen aan kerken en kloosters.
- Geestelijken konden schrijven en waren nuttig bij het bestuur. De Kerk benadrukte dat koningen door God waren aangesteld. 
De kerk versterkte hiermee de machtspositie van de koning. 'Het koningschap wordt door God gegeven.'
Missionarissen verspreidden het christendom verder door Europa, vaak onder bedreiging van geweld. De missionarissen werden geholpen door de Frankische machthebbers. 


De verspreiding van het christendom 

Slide 18 - Tekstslide

Koning en de kerk
Samengevat: 
  • Wat geeft koning: veiligheid en macht
  • steun bij verspreiding christendom
  • Wat geeft kerk: bureaucratische hulp bij bestuur
  • Legitimatie macht: koning aangesteld door God.

Slide 19 - Tekstslide

Bekering van Europa
  • Vanaf 600: missionarissen
  • geweld
  • Bekende missionarissen  in Nederland: Bonifatius, Willibrord en Ludger.

Slide 20 - Tekstslide

3.2 Het christendom in Europa
Monniken en nonnen zonderden zich af van de wereld om zich aan God te wijden, meestal volgens een kloosterregel (leefregels).

Kloosters werden vaak rijk door alle giften die zij van bv koningen ontvingen. Ze hadden uitgestrekte domeinen die bewerkt werden door horigen.
Door studie van de bijbel en boeken uit de oudheid vergaarden zij veel kennis.

Het kloosterleven

Slide 21 - Tekstslide

Kloosters:
  • Leven voor God 
  • Leven naar een regel
  • Vaak die van Benedictus:
  • armoede, kuisheid en gehoorzaamheid aan de abt
  • Kloosters werden een centrum van wetenschappen als filosofie en geschiedschrijving.

Slide 22 - Tekstslide

Examenvraag met twee bronnen
Bron 1 
 Fragment uit De Geschiedenis van de Franken, tussen 573 en 591 geschreven door bisschop Gregorius van Tours, een van de machtigste mannen van zijn tijd. In het fragment beschrijft hij de bekering van koning Clovis in 496:

"De koningin liet de heilige Remigius (de bisschop van Reims) in het geheim bij zich komen. Ze smeekte hem het woord van de verlossing aan de koning over te brengen. De bisschop verzocht Clovis om een persoonlijk onderhoud en drong er bij hem op aan in de ware God, de schepper van hemel en aarde, te geloven en zijn eigen afgoden op te geven (…). De koning antwoordde: "Ik heb u bereidwillig aangehoord, heilige vader. Er blijft echter een probleem. Het volk onder mijn bevel zal niet bereid zijn de oude goden op te geven. Toch zal ik naar mijn mensen toegaan en overbrengen wat u mij zojuist hebt verteld." Clovis organiseerde een bijeenkomst, maar door tussenkomst van de goddelijke macht riep heel het volk, nog voordat de koning zijn mond kon opendoen, eensgezind uit: "We zullen onze sterfelijke goden verwerpen, vrome koning, en zijn bereid de onsterfelijke God waarover Remigius preekt te volgen." Het nieuws bereikte de bisschop. Hij was zeer verheugd en beval dat de doopvont klaar moest worden gemaakt."

Slide 23 - Tekstslide

​Bron 2 In 602 vaardigt koning Ethelbert van Kent in Engeland een wet uit. Enkele jaren voordat deze wet wordt opgesteld, heeft een christelijke missie uit Rome Engeland bereikt. Een fragment uit deze wet:
"Schade toegebracht aan het bezit van God en de Kerk moet twaalfvoudig worden gecompenseerd; aan het bezit van een bisschop elfvoudig; aan het bezit van een priester negenvoudig; aan dat van een diaken zesvoudig; aan dat van een gewone geestelijke drievoudig. Verstoring van de vrede in een kerk moet tweevoudig worden vergoed; verstoring van een bijeenkomst ook tweevoudig."


Gebruik bron 1 en 2
Missionarissen die Europa willen kerstenen, zoeken vaak de koning van een gebied op om hem te bekeren.
2p Ontleen hiervoor uit elk van beide bronnen een verschillend motief.

Slide 24 - Tekstslide

Antwoord
Motief in bron 1: een koning heeft een goede status / veel aanzien, en dus zullen onderdanen de koning volgen als deze een nieuw geloof aanneemt.
Motief in bron 2: koningen hebben veel macht, omdat zij wetten kunnen uitvaardigen, en dus geeft de bekering van een koning de missionarissen bescherming.

Slide 25 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
  • 9. Het ontstaan en de verspreiding van de islam
  • 10. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
  • 11. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.
  • 12. De verspreiding van het christendom in geheel Europa.
noem ze nog eens!

Slide 26 - Tekstslide

3.2 Het christendom in Europa
3.2 Het christendom in Europa, leerdoelen
1. Je kunt uitleggen waardoor het christendom na het einde van het west- Romeinse Rijk een terugval doormaakte.
2. Je kunt beschrijven hoe het christendom zich in de vroege middeleeuwen over Europa verspreidde.
3. Je kent het belang van de overgang van Clovis naar het christendom.
4. Je begrijpt het wederzijds belang dat geestelijken en vorsten hadden bij samenwerking.
5. Je kunt de rol van kloosters beschrijven op het gebied van wetenschap en cultuur.
KA
12. De verspreiding van het christendom in geheel Europa.

Slide 27 - Tekstslide


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 28 - Open vraag

begrippen, jaartallen en personen
  • missionarissen
  • geestelijken
  • 496 doop Clovis
  • Bonifatius
  • Willibrord

Slide 29 - Tekstslide

huiswerk
Maak de opdrachten en de leerdoelen. 

Slide 30 - Tekstslide