Leestekens les 2 1k/m

Welkom

Doel: Je leert wanneer en waar je leestekens gebruikt in een zin/tekst.

- Lezen

- Opdrachten

- Uitleg

- Studyflow opdrachten maken

- Afronding / huiswerk

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom

Doel: Je leert wanneer en waar je leestekens gebruikt in een zin/tekst.

- Lezen

- Opdrachten

- Uitleg

- Studyflow opdrachten maken

- Afronding / huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent de volgende zin:
Schiet op Griekenland.

Slide 2 - Open vraag

Wat betekent de volgende zin:
Schiet op, Griekenland.

Slide 3 - Open vraag

Wat betekent de zin?
De eerste zin betekent dat er op Griekenland geschoten moet worden.
De tweede zin betekent dat Griekenland moet opschieten.

De tweede zin is de juiste krantenkop.

Slide 4 - Tekstslide

Komma's

Je gebruikt komma's bij een opsomming. Als je meerdere dingen opsomt, gebruik je en of of tussen de laatste twee dingen die je opsomt:
... , ... , … en …
… , … , of ...


We kochten gebakjes, cola, chips en bitterballen voor het feest.
Wil je op ballet, voetbal of tennis?

Slide 5 - Tekstslide

Komma's

Let op
Als je maar twee dingen opsomt, gebruik je geen komma, maar alleen en of of:
… en …
… of ...

Ik heb chocola en ijs.
Lust je cola of limonade?
Voor en en of in een opsomming schrijf je nooit een komma!

Slide 6 - Tekstslide

Komma's
De komma tussen twee persoonsvormen

Als een zin twee persoonsvormen heeft, gebruik je een komma tussen de twee zinnen met een eigen persoonsvorm.

Als je vanavond thuiskomt, mag je lekker uitrusten.
Als we nu gaan, komen we nog op tijd.
Toen ik naar de sportschool fietste, kwam ik Gino tegen.

Slide 7 - Tekstslide

Je gebruikt een komma na het woordje zoals
A
Juist
B
Niet juist

Slide 8 - Quizvraag

Je gebruikt een komma tussen twee persoonsvormen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Dubbele punt

De dubbele punt wordt midden in een zin gebruikt. Je gebruikt de dubbele punt op de volgende drie momenten:


Voor een opsomming:

Voor het mengen van verf gebruik je drie kleuren: rood, blauw en geel.





Slide 10 - Tekstslide

Dubbele punt

De dubbele punt wordt midden in een zin gebruikt. Je gebruikt de dubbele punt op de volgende drie momenten:


wanneer iemand iets zegt.
Je schrijft daarna letterlijk op welke woorden iemand zegt:

Linda vraagt: 'Ga je mee naar de film vanavond?'





Slide 11 - Tekstslide

Dubbele punt
voor extra uitleg:
Nederland grenst aan twee landen: België en Duitsland.

We kunnen twee dingen doen: of je gaat op de fiets of ik breng je even.

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer gebruik je
een dubbele punt?

Slide 13 - Woordweb

Linda vraagt 'Ga je mee zwemmen?'

Deze zin is correct.
A
Juist
B
Niet juist

Slide 14 - Quizvraag

Voor een appeltaart heb je de volgende ingrediënten nodig:
appels, boter, bloem, eieren en kaneel.
A
Juist
B
Niet juist

Slide 15 - Quizvraag

Zelf aan de slag

B1J huiswerk dinsdag 9 april

B1M Huiswerk woensdag 10 april


Studyflow

L1 leestekens

S1 Spelling

Slide 16 - Tekstslide

Tip/top voor deze les

Slide 17 - Open vraag